OleLogo
Hoofdpagina Onderzoeksgroep Lesmateriaal Onderzoek Presentaties Nieuws

Waarom onderzoekend leren?
Eerst een definitie . Onder onderzoekend leren in het onderwijs verstaan we het verwerven van kennis als antwoord op van tevoren gestelde vragen, waarbij het antwoord verkregen wordt door systematisch verschijnselen te beschrijven, te verklaren of te voorspellen. Deze brede definitie kan op alle schoolvakken worden toegepast. Het project waarvan op deze webpagina's verslag wordt gedaan, is gericht op het schoolvak Nederlands, en wel in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo).

Een bekende vorm van onderzoekend leren in het Nederlandse beta-onderwijs zijn de practica , waarbij leerlingen in een min of meer gecontroleerde setting waarnemingen doen en op grond daarvan tot conclusies komen. Zowel de inhoud als de methode is in zulk onderwijs van belang: de conclusies maken deel uit van de te verwerven vakinhoud, en de systematische werkwijze is onderdeel van de vakvaardigheden en van wat we 'wetenschappelijk denken' kunnen noemen. Naast de practica zien we ook structureel aandacht voor onderzoek doen in de Tweede Fase, namelijk bij het profielwerkstuk .

Onderzoekend leren komt niet uit de lucht vallen. Deze onderwijsvorm staat in een lange traditie, met name in de beta-didactiek. Wie het web doorzoekt op ' inquiry (based) learning ' of 'inquiry based science ' kan zijn hart ophalen. Aan de wieg van onderzoekend leren staan leerpsychologen als Dewey , Vygotski , Piaget en Freire . Kern van hun benaderingen is dat onderzoekend leren de nieuwsgierigheid en motivatie van leerlingen aanspreekt, en het ontdekking-karakter van de leeractiviteiten leidt tot betekenisvollere kennis, die langer meegaat dan 'aangereikte' kennis.

Zoals practica het gangbare natuurkundeonderwijs verrijken maar niet vervangen, zo kunnen vormen van onderzoekend leren ook andere schoolvakken verrijken. Met name het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs heeft de taak om leerlingen te laten kennismaken met onderzoek doen en de wetenschappelijke methode.


Waarom in het schoolvak Nederlands?
De doelstellingen van het schoolvak Nederlands hebben te maken met goed taalgebruik: lezen, schrijven, spreken en luisteren, spelling en grammatica. Ook lezen leerlingen fictie om op literair gebied enigszins thuis te raken. Zelf onderzoek doen maakt traditioneel geen deel uit van het schoolvak Nederlands, ook niet op vwo-niveau.

Een oorzaak daarvan is de sterke associatie van 'onderzoek doen' met de exacte schoolvakken. Deze associatie is onnodig beperkend. Het schoolvak Nederlands staat niet alleen in dienst van andere schoolvakken en van de communicatieve vaardigheden van leerlingen. Nederlands is ook een discipline op zich, die de leerlingen kan interesseren en motiveren om zich verder in de vakinhoud te verdiepen. Ook als voorbereiding en oriëntatie op een studie Nederlands in het hoger onderwijs.

Als vertegenwoordiger van de vakdiscipline staat het vwo-schoolvak Nederlands voor dezelfde uitdaging als bijvoorbeeld wiskunde, geschiedenis of Latijn: leerlingen introduceren in de grondslagen van en de wetenschapsbeoefening binnen het vak. Bij Nederlands betreft dat vak de taalkunde, de taalbeheersing en de letterkunde. Zo beschouwd zijn vwo-leraren Nederlands de ambassadeurs van de vakdiscipline.

Weliswaar is Nederlands net als wiskunde een algemeen verplicht vak, dus niet iedere leerling hoeft neerlandicus- of mathematicus-in-de-dop te worden. Maar geïnteresseerde en begaafde leerlingen verdienen ook in het vaste curriculum aan hun trekken te komen. Daarom vinden wij de keuze voor specifiek neerlandistische vakinhoud in dit project op zijn plaats.

Tot op heden werd het schoolvak Nederlands zelden betrokken bij de profielwerkstukken in de Tweede Fase. Toch is er veel interessants over het Nederlands te onderzoeken. Wij proberen dit terrein te ontginnen door voorbeeldlessen en voorbeeldige uitwerkingen, die zich lenen voor onderzoek door leerlingen.

Welke rol komt schrijfvaardigheid toe?

I n academia rapporteren onderzoekers opdat anderen van hun bevindingen kennisnemen. Maar behalve dat schrijven over onderzoek de communicatie dient, helpt schrijven ook je gedachten te ordenen . Op deze twee punten kan het project aansluiten bij het schrijfonderwijs in het schoolvak Nederlands.

Schrijven om door anderen begrepen te worden, noemen we communicatief schrijven . Schrijven om je gedachten te ordenen en op nieuwe ideeën te komen noemen we conceptueel schrijven .

Het overwegend communicatieve vwo-schrijfonderwijs richt zich op betogen, beschouwingen en uiteenzettingen. De laatste tekstsoort past ook goed bij conceptueel schrijven, maar krijgt relatief weinig aandacht. Mogelijk is dat een verklaring voor het feit dat veel studenten moeite hebben een duidelijke lijn aan te brengen in hun nota's en scripties, die over onderzoek rapporteren. Ook valt het hen niet mee de lezer overzicht over de inhoud te bieden en kernachtig op te schrijven wat ze te zeggen hebben.

In ons onderzoeksproject heeft het schrijven van uiteenzettingen een dubbele rol: als doel en als middel. We willen weten of het onderzoekend leren, vergeleken met docentgestuurd leren, tot betere schrijfprocessen en schrijfproducten leidt. Dat is het  learning to write -aspect. Daarnaast zoeken we uit wat de meerwaarde van het schrijven op basis van onderzoek is, als het gaat om de verwerving van vakinhoudelijke kennis. Dit noemen we het  writing-to-learn -aspect.

Elders (met name in de VS) onderzoekt men dat laatste aspect ook in andere schoolvakken. Met name in de didactiek van de beta-vakken in de VS bestaat belangstelling voor het schrijven als leeractiviteit waaruit begrip van de leerstof kan blijken, of waardoor begrip ontstaat. In principe is  writing to learn geschikt voor elk schoolvak en onderwijsniveau. Onbekend is nog wat de sterke en zwakke plekken van deze didactiek zijn, welk type schrijfopdrachten nuttig is, en hoe de geschreven teksten precies kunnen worden geïnterpreteerd en beoordeeld.

De werkwijze in  het project
In nogal wat onderwijsonderzoek worden ideeën en experimentele lessen van onderzoekers in de praktijk getest. In dit project pakken we het iets anders aan. De onderzoekers leggen slechts het kader voor de 'onderzoekend leren'-lessen vast, maar de onderwerpskeuze en het bedenken, maken en bijstellen van de lessen gebeurt in samenwerking met ontwikkelteams waarin vo-docenten samen werken met een vakwetenschapper (hoogleraar of universitair docent).

Zo werd bijvoorbeeld de lessenreeks over 'Kindertaal' ontwikkeld door drie vakdocenten uit Noordwijk en Alphen a/d Rijn, met begeleiding van een universitair docent taalkunde uit Utrecht.

We zijn verheugd dat we van vakwetenschappers de nodige belangstelling en medewerking ondervinden. Zij leveren vaak ook de authentieke gegevens ('ruwe data') waar leerlingen mee aan de slag gaan. Zie de pagina 'Onderzoeksgroep' over de lijst van vakdocenten en wetenschappers die meedoen.

Naast het ontwikkelen van lessen nemen leraren in dit project ook deel als uitvoerend docent, in wiens klassenpraktijk het lesmateriaal aan leerlingen wordt voorgelegd. Op grond van hun ervaringen wordt het lesmateriaal waar nodig bijgesteld.
Ontwerpkader
De lessenreeksen 'onderzoekend leren' moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Die noemen we ontwerpregels. Dit ontwerpkader vormt het uitgangspunt voor de ontwikkelteams. De regels zijn:

  1. Leerlingen moeten een ontdekking doen.
  2. Een beperkte, overzichtelijke, toegankelijke dataset. wordt bijgeleverd.
  3. De data zijn authentiek, dus niet verzonnen of hevig bewerkt.
  4. ‘Gegidst ontdekken’, maar geen invuloefening. Een middenweg tussen de ontdekking voorkoken en leerlingen vrij laten om zelf richting te kiezen. Goed idee: verschillende routes naar de ontdekking aanbieden.
  5. Onderzoeksvraag moet ingekaderd / gemotiveerd, bijvoorbeeld met een actueel, interessant voorbeeld. Niet saai!
  6. Differentiatie naar niveau, interesse of leerstijl moet mogelijk zijn.
Aan het einde van de lessenreeks schrijft elke leerling een uiteenzetting, waarin (een deel van) de bevindingen wordt uitgelegd voor een publiek van niet-ingewijden.
Huidige status van het project
  • Vijf lessenseries zijn in het voorjaar van 2007 gereedgekomen. Drie zijn in ontwikkeling.
  • De vijf lessenseries zijn onderworpen aan een pilot-onderzoek in diverse klassenpraktijken, met als doel gegevens te verzamelen over de uitvoerbaarheid van de lessen, mogelijkheden tot bijstelling en herformulering, en de aansluiting van de onderzoekend-leren-lessen op de lessen uiteenzetting schrijven.
  • Per november 2007 is Michel Couzijn de nieuwe projectleider.
  • In november 2007 werd op de conferentie Het Schoolvak Nederlands verslag gedaan van het project en werden nieuwe docenten bereid gevonden deel te nemen.
  • In januari 2008 volgt een nieuwe publiekspresentatie, op de 'Good Practice Day Talen' aan de Universiteit Leiden.
  • Per 1 februari 2008 worden drie nieuwe lessenreeksen voorzien.
  • Voorjaar 2008 volgt het tweede pilotonderzoek, waarin de acht lessenreeksen worden getest in een gemengd arrangement (meer lessenseries in elke deelnemende klas) en ook de toetsen aan een praktijktest worden onderworpen.