Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Tienerkinderen van lesbische ouders in de VS vertonen een gezonde psychologische ontwikkeling en hebben minder gedragsproblemen dan hun leeftijdsgenoten die opgroeien in heteroseksuele gezinnen. Dit blijkt uit onderzoek van Nanette Gartrell (UCLA) en Henny Bos (UvA) dat op maandag 7 juni is gepubliceerd in Pediatrics.

Tienerkinderen van lesbische ouders in de Verenigde Staten vertonen een gezonde psychologische ontwikkeling en hebben minder gedragsproblemen dan hun leeftijdsgenoten die opgroeien in heteroseksuele gezinnen. Dit blijkt uit onderzoek dat op maandag 7 juni is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift 'Pediatrics' van de American Academy of Pediatrics. Het onderzoek is uitgevoerd door dr. Nanette Gartrell van het Williams Institute van UCLA School of Law en dr. Henny Bos van de afdeling Pedagogiek en Onderwijskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Het onderzoek is onderdeel van de U.S. National Longitudinal Lesbian Family Study (NLLFS), het langstlopende onderzoek naar lesbische gezinnen in de Verenigde Staten. De gezinnen worden gevolgd sinds het moment dat de kinderen verwekt werden (allen door donorinseminatie). De kinderen zijn inmiddels gemiddeld zeventien jaar oud. De moeders van de in totaal 78 jongens en meisjes beantwoordden vragen in interviews en vulden vragenlijsten in. De vragen hadden betrekking op de sociale vaardigheden, schoolprestaties en gedragingen van hun kinderen. Ook de jongeren zelf vulden vragenlijsten in. Vergeleken met een controlegroep - bestaande uit leeftijdsgenoten met heteroseksuele ouders - scoren de kinderen in lesbische gezinnen significant hoger in hun sociale, academische en algemene competenties, en significant lager wat betreft agressief gedrag, het overtreden van regels en het uiten van probleemgedrag.

De bevindingen laten zien dat tieners die opgroeien in geplande lesbische gezinnen, een gezonde psychologische ontwikkeling hebben. Dit geldt voor alle kinderen in de NLLFS-studie, ongeacht of hun donor bekend is of niet en ongeacht of zij te maken kregen met homofobe stigmatisering.

Betrokkenheid en opvoedstijl

De uitkomsten van het onderzoek kunnen volgens Bos en Gartrell mogelijk deels worden verklaard door de grote betrokkenheid van lesbische moeders - al voor de geboorte van hun kinderen - in het proces van ouderschap en opvoeding. Het feit dat de tieners minder probleemgedrag vertonen zou verklaard kunnen worden door de opvoedstijl die lesbische ouders hanteren. Zo trekken zij bijvoorbeeld vaker verbaal grenzen voor hun kinderen en gebruiken zij minder vaak fysieke straf dan de ouders in de heteroseksuele controlegroep.

De Nederlandse situatie

Henny Bos voert in Nederland een naar de NLLFS gemodelleerde longitudinale studie uit onder lesbische gezinnen. Op het moment dat deze kinderen tussen de 4 en 8 jaar oud waren, vond Bos in hun psychosociaal welbevinden geen verschillen ten opzichte van kinderen die opgroeiden in een traditioneel gezin met een vader en een moeder. Dit bleek ook toen dezelfde kinderen tussen de 8 en 12 jaar oud waren. In september 2010 start Bos met de derde meting. De kinderen in de cohortgroep van lesbische gezinnen zijn dan vijftien jaar oud.

Publicatiegegevens

N. Gartrell en H. Bos: ‘US National Longitudinal Lesbian Family Study: Psychological Adjustment of 17-Year-Old Adolescents', in: Pediatrics, 7 juni 2010.

Zie ook