Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De Nederlandse rechter past het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) steeds vaker toe. Dit blijkt uit onderzoek van het Centre for Children’s Rights Amsterdam (CCRA) van de UvA, in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat vandaag is overhandigd aan Staatssecretaris Martin van Rijn van VWS.
De overhandiging van de publicatie 'De Toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in de Nederlandse rechtspraak. Deel II', uitgevoerd door het Centre for Children's Rights Amsterdam (onderdeel van de UvA).
Foto: Vera Duivenvoorden

‘De gelukkigste kinderen van de wereld wonen in Nederland volgens UNICEF. Maar dat betekent zeker niet dat we klaar zijn op het terrein van kinderrechten. Daar moeten we steeds opnieuw weer de schouders onder zetten. Dit onderzoek laat zien dat de aandacht voor en het gebruik van het Kinderrechtenverdrag in de rechtspraak nog steeds groeit. Dat is goed nieuws, vooral voor onze kinderen,’ zo reageert Staatssecretaris Martin van Rijn (coördinerend bewindspersoon Kinderrechten) op het onderzoek.

De onderzoeksresultaten zijn niet alleen relevant voor rechters, advocaten en bestuursorganen, maar ook voor de wetgever. Het onderzoek biedt aanknopingspunten voor een beter begrip van de verschillende toepassingsvormen van het Verdrag.

Ten opzichte van het vorige onderzoek – dat in 2012 is gepubliceerd – blijkt dat de opgaande lijn in de toepassing van het Verdrag zich heeft voortgezet. Het huidige onderzoek laat een aanzet tot een positieve ontwikkeling zien, zo neemt de rechter de belangen van het kind actiever mee in zijn oordeel.

In opdracht van het ministerie van VWS, deed het CCRA opnieuw onderzoek naar de toepassing van het IVRK in de Nederlandse rechtspraak over de periode van 1 september 2011 tot 1 september 2014. Het jurisprudentieonderzoek betrof  ruim 650 uitspraken. Centraal stond de vraag naar de meerwaarde van het Verdrag. Zo komt onder meer de toepassing van het IVRK door de Nederlandse familierechter, kinderrechter, vreemdelingenrechter en strafrechter aan bod.

Op basis van het IVRK – waarvan Nederland sinds 1995 partij is – hebben Verdragsstaten de verplichting iedere vijf jaar te rapporteren over de genomen maatregelen ‘die uitvoering geven aan de in het Verdrag erkende rechten, alsmede over de vooruitgang die is geboekt ten aanzien van het genot van die rechten’. Het ministerie van VWS beantwoordt met het ondersteunen voor dit onderzoek aan deze verplichting.

Publicatiegegevens

J.H. de Graaf, E. Polhuijs, N.N. Bahadur, N. van der Meij en L. Schäperkötter: De toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in de Nederlandse rechtsspraak. Deel II, Centre for Children’s Rights Amsterdam, 2015. (ISBN 978-90-823300-0-7)
Te bestellen op: www.uva.nl/ccra