Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Wanneer kleuters worden geconfronteerd met een situatie die niet strookt met hun verwachtingen, gaan ze hun omgeving beter onderzoeken. Ze doen dat op een manier die overeenkomt met een solide wetenschappelijke benadering. Er zit dus meer systematiek in het spel van kinderen dan op het eerste gezicht lijkt. Dit blijkt uit onderzoek dat psychologen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) deden naar het spelpatroon van 4- en 5-jarigen. De resultaten zijn onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Experimental Child Psychology.
Kind en onderzoeker - Talentkracht
Foto's: Hanne Nijhuis - TalentenKracht

UvA-onderzoekers Tessa van Schijndel, Ingmar Visser, Bianca van Bers en Maartje Raijmakers bestudeerden het spelpatroon van kleuters door gebruik te maken van een schaduwopstelling. Zij stelden eerst vast welke theorie individuele kinderen hadden over schaduwgrootte: of een kind dacht dat alleen de grootte van een poppetje de schaduwgrootte van dat poppetje bepaalt of dat ook de afstand van het poppetje tot de lamp een rol speelt. Vervolgens selecteerden de onderzoekers de groep kinderen die uitsluitend de grootte van een object meenam in de redenering. De helft van deze groep kreeg een voorbeeld te zien dat inconsistent was met hun theorie: een klein poppetje dat dicht bij een lamp stond en een grotere schaduw had dan een groot poppetje dat ver van een lamp stond. De andere helft van de groep kreeg een voorbeeld te zien dat consistent was met hun theorie: een klein poppetje dat ver van een lamp stond en een kleinere schaduw had dan een groot poppetje dat dicht bij een lamp stond. Daarna mochten de kinderen vrij spelen met de schaduwopstelling.

Kind en onderzoeker - Talentkracht

Kinderen die het voorbeeld zagen dat niet strookte met hun theorie, deden meer informatieve experimenten dan de kinderen die het voorbeeld zagen dat wel strookte met hun theorie. Informatieve experimenten zijn experimenten op basis waarvan conclusies kunnen worden getrokken over oorzaak-gevolgrelaties (over factoren die schaduwgrootte beïnvloeden). De kinderen veranderden bij deze experimenten telkens slechts één variabele (bijvoorbeeld de grootte van het poppetje) en lieten de andere variabele (afstand tot de lichtbron) ongemoeid om te zien wat effect was van deze verandering. Deze benadering komt overeen met een solide wetenschappelijke benadering, waarbij de onderzoeker altijd slechts één variabele tegelijk manipuleert en de rest gelijk houdt. 

Systematiek in spel 

Tot tien jaar geleden was er weinig bekend over hoe kinderen leren tijdens het spelproces, maar recente studies in de ontwikkelingspsychologie hebben hier verandering in gebracht. Deze studies laten zien dat er meer systematiek in het spel van kinderen zit dan op het eerste gezicht lijkt. De UvA-onderzoekers leveren met hun resultaten een belangrijke bijdrage aan deze lijn van onderzoek. 

In het onderwijs ligt tegenwoordig een grote nadruk op het leren van vaardigheden, de zogenoemde 21ste-eeuwse vaardigheden, zoals kritisch denken en problemen oplossen. De exploratieve vaardigheden die jonge kinderen laten zien tijdens hun vrije spel, kunnen worden gezien als voorlopers van deze 21ste-eeuwse vaardigheden en daarmee aanknopingspunten bieden voor interventies van leerkrachten. 

Publicatiegegevens 

Tessa J.P. van Schijndel, Ingmar Visser, Bianca M.C.W. van Bers en Maartje E.J. Raijmakers: ‘Preschoolers perform more informative experiments after observing theory-violating evidence’, in: Journal of Experimental Child Psychology (Volume 131, March 2015).