Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Heiligt het doel de middelen of is het middel erger dan de kwaal? En wanneer een politieagent kiest voor ongeoorloofde middelen, ligt dat dan aan hem of aan de context van zijn werk. Deze kwestie staat in de politieliteratuur bekend als het ‘Dirty Harry’-probleem, naar de gelijknamige film uit begin Jaren '70 over de fictieve politieagent Harry Callahan. Promovendus Jack Wever beschrijft in zijn proefschrift de ontwikkeling die de Nederlandse drugsbestrijding tussen 1961 en 2011 doormaakte, de problemen van die tijd en trekt zeven lessen. Hij promoveert op dinsdag 30 juni aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Bron: Korpsmedia, Peter Monteny

In de basis gaat het ‘Dirty Harry’-probleem om de morele dilemma’s die spelen bij het maken van een keuze tussen het hanteren van ongeoorloofde middelen om je doel te bereiken of de boeven laten lopen. In de vijf Dirty Harry-films moet de held, gespeeld door Clint Eastwood, telkens weer die keuze maken en komt hij regelmatig in conflict met de autoriteiten.

Ook in het normale leven komen politiemensen constant in situaties terecht die een moreel dilemma opleveren en het is wat dat betreft een illusie te denken dat een politieman altijd ‘schone handen’ kan houden. Dit geldt misschien wel vooral voor de drugsbestrijding en om de problemen die daarin spelen beter te begrijpen heeft bestuurskundige en criminoloog Jack Wever vanuit het perspectief van de politie gezocht naar verklaringen. Want is het gebruik van ongeoorloofde middelen alleen de politieagent aan te rekenen of zijn het de omstandigheden die hem daartoe dwingen? Hij keek daarbij niet alleen naar de drugsbestrijding zelf, maar ook naar de ontwikkeling van de recherche, de politie, de aanpak van de georganiseerde (drugs)criminaliteit en het drugsbeleid.

Wever sprak voor zijn onderzoek met vele politiemensen en verdiepte zich in duizenden artikelen uit de politievakbladen. Hij vat samen: ‘Ik kijk vanuit het perspectief van de politie naar de verschillende affaires die zich in het verleden hebben voorgedaan. De betrokken politieagenten valt het nodige te verwijten, maar ook de autoriteiten en dat laatste is in het verleden onvoldoende belicht.’

Nederlandse Dirty Harry

Een van de affaires waar Wever in zijn onderzoek op in gaat, betreft die rond de Amsterdamse commissaris Gerard Toorenaar. In de Jaren '70 stond die in de media bekend als de grote boevenvanger. Onder Toorenaar’s leiding werd onder meer geëxperimenteerd met het gebruik van infiltranten. Het gebruik van die methode werd echter niet vermeld in het proces verbaal. Zijn standpunt was: ‘als het niet verboden is, dan mag het’ en daardoor werd hij ook wel ‘de Nederlandse Dirty Harry’ genoemd.

Het doorlaten van drugs

Een andere affaire in de drugsbestrijding is de IRT-affaire van midden jaren 90. Een affaire die ook wel bekend staat als de eerste crisis in de opsporing. Het interregionale rechercheteam (IRT) Noord-Holland/Utrecht was opgericht om de internationale drugscriminaliteit te bestrijden. De totstandkoming van het team was moeizaam, de aansturing complex en de standaard opsporingsmethoden werkten onvoldoende. Op zoek naar oplossingen werd met behulp van criminele burgerinfiltranten geëxperimenteerd met het doorlaten van drugs. Dit bracht het IRT niet dichter bij haar doel maar ondertussen verdween wel de nodige drugs uit het zicht. Toen het gebruik van deze methode breder bekend raakte, leidde dat tot ruzie binnen politie en Openbaar Ministerie en werd het IRT abrupt opgedoekt. De ruzie binnen politie en OM escaleerde en uiteindelijk kwam het tot een parlementaire enquête.

Zeven lessen

De conclusie van Wever's proefschrift is dat zowel de betrokken politiemensen als de autoriteiten verantwoordelijk zijn geweest voor het gebruik van ongeoorloofde middelen in de strijd tegen drugs. Een van de zeven lessen die Wever trekt, is dat als de politie een taak krijgt, de gereedschappen ook toereikend moeten zijn. Hij noemt hierbij wetgeving inzake opsporing in de digitale wereld als voorbeeld. Een tweede les richt zich op het drugsbeleid: ‘Neem het beleid ten aanzien van cannabis: of verbiedt het, of regel het, maar niet zo’n halfslachtig en krom beleid.’

Promotiegegevens

Jack Wever: Geschiedenis van de Nederlandse drugsbestrijding (1961-2011). Het Dirty Harry-probleem. Promotor is prof. James Kennedy; copromotor dr. Guus Meershoek. Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van de Nederlandse politie en de Politieacademie.