Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De op 15 september jl. overleden emeritus-hoogleraar Wim Klooster heeft altijd een nauwe band gehad met het Instituut voor Neerlandistiek van wat destijds de Faculteit der Letteren heette. Van 1956 tot 1962 studeerde hij er Nederlandse taal- en letterkunde en na een korte periode als docent in het middelbaar onderwijs te hebben gewerkt, trad hij in 1965 toe tot de staf van de toenmalige leerstoelgroep Nederlandse taalkunde.

Samen met zijn collega Remmert Kraak behoorde hij tot de eerste taalkundigen die de generatieve grammatica van de Amerikaanse linguïst Noam Chomsky in Nederland introduceerden en toepasten op Nederlandse taalverschijnselen. Dat leidde in 1968 tot het door beiden geschreven Syntaxis, een inleiding in deze nieuwe manier van taalbeschrijving. In 1969 volgde een voor studenten bedoelde Inleiding tot de syntaxis, geschreven met Henk Verkuyl – later hoogleraar Nederlandse taalkunde in Utrecht – en Jan Luif. Uit deze twee publicaties bleek niet alleen Wim Kloosters enthousiasme voor de generatieve grammatica, maar ook zijn vermogen tot samenwerking met collega’s. Het in 1973 verschenen Transformationele taalkunde, een boek voor taalkundig geïnteresseerde leken, getuigt daar ook van. Het is geschreven met vijf collega’s, naast Verkuyl en Luif: Geert Booij - later hoogleraar aan de VU en in Leiden - Els Elffers en Ina Schermer. De in 1975/76 verschenen leergang voor het middelbaar onderwijs Je weet niet wat je weet, werd geschreven met collega’s Marjolein van Dort en Jan Luif.

In 1971 promoveerde Wim Klooster op het proefschrift The Structure Underlying Measure Phrase Sentences en in 1972 werd hij benoemd tot hoogleraar Nederlandse taalkunde. In die hoedanigheid begeleidde hij een verscheidenheid aan promoties, beslist niet allemaal van generatieve snit. Want hoewel hij een pleitbezorger voor de generatieve grammatica was en bleef, zoals onder meer blijkt uit zijn activiteiten binnen het Holland Institute of Linguistics, behield hij een open oog voor andere benaderingen.  

De titel van zijn in 1975 gehouden inaugurale rede De taalkundige als neerlandicus was een variatie op De neerlandicus als taalkundige, de titel van de oratie van hoogleraar W. Gs. Hellinga, bij wie hij nog colleges had gevolgd. Hij wilde hiermee benadrukken dat het onderzoek van zijn vak niet meer, zoals vroeger, in de eerste plaats bepaald werd door het object “het Nederlands”, maar dat het inmiddels een meer theoretische insteek had. Wat niet wegnam dat het wel degelijk gericht was op Nederlandse taalverschijnselen: hij bleef een neerlandicus. Ook in praktische zin.

Zo was hij in 1987 betrokken bij de oprichting van de Landelijke Vereniging voor Neerlandici (in 2014 opgegaan in de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek), waarvan hij ook voorzitter werd. In het tijdschrift van die vereniging Vaktaal publiceerde hij regelmatig columns onder de titel Grammatica voor de liefhebber (in 2010 gebundeld verschenen). Ze hadden ook van een liefhebber kunnen heten, want grammaticaal onderzoek was zijn lust en zijn leven. Het is dan ook geen wonder dat in 2001, een jaar na zijn pensionering, Grammatica van het hedendaags Nederlands. Een volledig overzicht verscheen, een boek bedoeld voor ieder die, leek of niet, zich graag verdiept in de grammatica van het Nederlands.      

Met zijn scherpzinnige analyses heeft Wim Klooster veel studenten geïnspireerd, mede doordat die analyses ook vaak op gedichten betrekking hadden. Hij was een liefhebber van poëzie  - hij heeft ook zelf gedichten geschreven – en die liefde kon hij kwijt in zijn colleges taalkundige tekstinterpretatie, oftewel “close reading”.

Het zal duidelijk zijn dat Wim Klooster veel voor de vakgroep Nederlandse taalkunde en voor de neerlandistiek betekend heeft. Zowel zijn grote vakkennis en toewijding aan zijn vak, als zijn vermogen tot samenwerking maakten hem bij uitstek geschikt voor het hoogleraarschap Nederlandse taalkunde, zeker in een tijd waarin theoretische tegenstellingen in de taalkunde nog wel eens voor wrijving zorgden. Dan is er iemand nodig, die zich onverstoorbaar en vasthoudend inzet voor het behoud van kwalitatief hoogstaand taalkundig onderzoek. De grammatica, zo schreef hij in het voorwoord van zijn Grammatica van het hedendaags Nederlands, vormt een brokje cultuur dat onze koestering verdient. Zeker in deze tijd mag dat wel weer eens benadrukt worden. Zijn vroegere collega’s en de neerlandistiek als geheel zullen Wim Klooster missen.

Ina Schermer