Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Op maandag 29 juni overleed op 71-jarige leeftijd Leo Noordegraaf, emeritus hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis en ex-decaan van de toenmalige Faculteit der Letteren. Zijn leerlingen en zijn collega's missen zijn sprankelende geest, zijn speelse gevoel voor humor, zijn diepgaande kennis, zijn brede eruditie, zijn betrokkenheid en zijn warme uitstraling.
Leo Noordegraaf (foto: Eduard Lampe)
Leo Noordegraaf (foto: Eduard Lampe)

Leo kende twee passies: de muziek - hij was een uitstekend klarinettist - en zijn werk, of liever gezegd: zijn vak. Hij zei soms dat hij bij nader inzien liever muzikant was geworden dan wetenschapsman; wij zijn dankbaar voor zijn keus voor het laatste. Leo was een historicus in hart en nieren en een intellectuele duizendpoot. De inventaris van het 'Archief Leo Noordegraaf', dat in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) wordt bewaard, telt maar liefst 289 nummers, die lopen van de jaren dertig van de vorige eeuw (stukken over zijn ouders) tot 2013, toen zijn ziekte verder werken onmogelijk maakte.

Hier is alles te vinden wat Leo tot Leo heeft gemaakt: zijn schoolrapporten bij de School met den Bijbel te Hendrik Ido Ambacht en het Christelijk Lyceum Dordrecht; de lijsten met de literatuur die hij als student aan de Vrije Universiteit bestudeerde; zijn aanstelling en werkzaamheden als universitair medewerker, hoogleraar, vakgroepsvoorzitter en bestuurder aan de Universiteit van Amsterdam; correspondentie van 1983 tot 2012, ontsloten tot op de individuele correspondenten; 36 mappen met aantekeningen over de begeleiding van evenveel bij hem voltooide promoties (1989-2013), alsmede elf mappen gerubriceerd als 'niet of niet meer bij Noordegraaf gepromoveerd'; 95 nummers over door hem gevoerde opposities bij promoties elders. Voorts 49 mappen met aantekeningen bij zijn eigen boeken en artikelen. Zestien mappen over zijn werkzaamheden in evenzovele besturen, redacties van historische tijdschriften en jaarboeken (negen in getal), en advies- en begeleidingscommissies. En ten slotte: 'Muziekbeoefening 1989-2003' en dan nog onverwachts: 'Gedichten en tekeningen, z.j.'. De inventaris geeft een indruk van Leo's enorme werkkracht en creativiteit. Wie zijn biografie wil schrijven, kan zich vanaf morgen melden bij het IISG. Maar ook: wie een sociale geschiedenis wil schrijven over het universitaire bedrijf in de late twintigste eeuw, kan niet om zijn archief heen.

Leo Noordegraaf werd, na een dubbele studie Geschiedenis en Filosofie aan de Vrije Universiteit, in 1975 aan de UvA benoemd tot wetenschappelijk medewerker, in 1985 tot UHD en in 1988 tot hoogleraar in de Economische en Sociale Geschiedenis. De laatste functie (waarvoor hij ook benoemd was aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie, alsmede de Faculteit Economie en Bedrijfskunde) bekleedde hij tot zijn (vervroegde) emeritaat in 2011. Hij promoveerde in 1985 aan de UvA op een proefschrift Hollands welvaren?, waarin hij de seculaire trend van lonen en prijzen, kortom de levensstandaard, in het gewest Holland tussen 1450 en 1650 aan een diepgaand onderzoek onderwierp. In zijn oratie Overvloed uit onbehagen (1990) liet hij merken niet helemaal gelukkig te zijn met de kwantificerende en door economische theorie gedreven 'Wageningse' aanpak van zijn eigen dissertatie. Mede geïnspireerd door zijn studie Wijsbegeerte verklaarde hij dat het zijn doel was de modelmatige benadering van de economische en sociale wetenschappen te verzoenen met de verstehende, historische benadering van de geesteswetenschappen. In de meer traditionele economische en sociale studies miste hij de vooruitgang die de theorie had gebracht, maar in veel moderne, door theorie gedreven studies miste hij de scheppende rol van de mens, die tenslotte het subject was en is van de economie en de maatschappij.

Het bijeenbrengen van de onderzoekstradities van de sociale wetenschappen en van de humaniora is zijn levenslange ambitie geweest. Dat blijkt uit de lange lijst van publicaties - ik tel er 118 - achter in de bundel met enkele van zijn belangrijkste artikelen, die de medewerkers van zijn leerstoelgroep hem in 2009 hebben aangeboden ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Daarin komen vier thema's aan de orde die Leo's werk karakteriseren: 'de kwetsbaarheid van het bestaan', met andere woorden levensstandaard, armoede, natuur- en andere rampen, die vooral de onderste lagen van de maatschappij ongenadig hard treffen; de geschiedenis van nijverheid en handel; gebrandschilderde glasramen, een uitstapje naar de cultuurgeschiedenis, waarbij het hem niet zozeer om de artistieke waarde van de kerkglazen ging, maar veeleer om de politieke en maatschappelijke betekenis van het mecenaat; en historiografie, de geschiedenis van zijn vak. Op een enkele uitzondering na betreffen zijn publicaties de economische en sociale geschiedenis van Nederland. Leo ging niet graag op reis, maar een belangrijke reden was ook dat hij uitvoerig en diepgaand archiefonderzoek zag als het sine qua non van historisch onderzoek. Het archief van Alkmaar kende hij op zijn duimpje.

Van 1995 tot het einde van 1997 was Leo decaan van de toenmalige Faculteit der Letteren. Het decanaat heeft hem weinig vreugde gebracht. Het is waarschijnlijk nooit een gunstige tijd om het decanaat te bekleden, maar Leo trad aan op een wel heel moeilijk tijdstip. De Letterenfaculteit zat middenin het overgangsproces naar de nieuwe Faculteit der Geesteswetenschappen, waarvan Letteren slechts één van de drie samenstellende delen vormde. De meeste beslissingen werden elders genomen, waardoor Leo nauwelijks manoeuvreerruimte had. Toch heeft hij geprobeerd er het beste van te maken en de belangen van 'zijn' Letteren zo goed mogelijk te behartigen. Het hielp niet dat Leo een grondige afkeer had van alle dikdoenerij, dure praatjes en bestuurdersjargon. Dat hij dat luid en duidelijk liet merken, maakte hem niet bij alle universitaire bestuurders even geliefd.

Als Leo van nature geen bestuurder was, dan was hij wel een geboren ondernemer. Zo richtte hij te Bergen (NH) de uitgeverij Octavo op, waar hij onder meer zijn eigen proefschrift en zijn samen met Gerrit Valk geschreven boek De gave Gods over de pest in Holland uitgaf. Hij was de oprichter van en de bezielende kracht in de redactie van de Amsterdamse Historische Reeks, een serie die diende om proefschriften, aanvankelijk alleen historische maar allengs ook uit aanpalende disciplines, aan een bescheiden lezerspubliek te helpen. Het uitgeven van proefschriften is nooit een bron van grote winst geweest, maar op de een of andere manier wist Leo er altijd voor te zorgen dat de kas van de stichting overvloedig gevuld was. Dat gebruikte hij dan weer om nieuwe projecten aan te vatten en te subsidiëren, waarmee hij telkens opnieuw zijn promovendi en medewerkers de helpende hand kon toesteken. Als historicus sterk geïnteresseerd in ondernemersgedrag - dat was een van zijn manieren om 'de mens' terug te brengen in de economische geschiedenis - was hij ook zelf een behendig en succesvol ondernemer in historische projecten en producten.

Zijn lichaam en geest zijn de afgelopen jaar sluipenderwijs verwoest door de ziekte van Parkinson. Hij woonde de laatste vier jaar in een verzorgingshuis. In de 36 jaar dat hij aan de faculteit verbonden is geweest, heeft Leo veel gegeven. Hij was een enthousiasmerend docent, een zorgzame promotor, een betrokken bestuurder en een warmvoelende en gulle collega.

Henk van Nierop
(met dank aan Clé Lesger en Hotze Mulder)