Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Vaak wordt aangenomen dat het stadspark een negentiende-eeuwse uitvinding is, maar onderzoek van erfgoedspecialiste Sandra den Dulk toont aan dat de ontwikkeling van parken al veel eerder begon. Al in de zestiende eeuw plantten stadsbesturen openbaar groen aan om de leefomgeving van burgers te veraangenamen. Den Dulk, die de ontwikkeling van Nederlandse stadsparken in de periode van 1600 tot 1940 onderzocht, hoopt op 23 juni op het onderwerp te promoveren.
Fietsers in het Vondelpark
Fietsers in het Vondelpark

Sinds het begin van de coronacrisis is het belang van openbaar groen duidelijker dan ooit: voor veel mensen is het park een plek om het huis te ontvluchten, een stukje te wandelen of vrienden te zien. Promovenda Sandra den Dulk, die zelf jarenlang tuinarchitect was en openbare parken ontwierp, onderzocht hoe Nederlandse stadsparken zich in de afgelopen vier eeuwen hebben ontwikkeld. In de archieven van verschillende Nederlandse steden ging ze op zoek naar informatie hierover in openbare bronnen, van raadsbesluiten tot ontwerptekeningen en stadsplattegronden.

Bomen langs de grachten

Wat de promovenda vooral opviel, is dat de aanleg van parken veel eerder begon dan gedacht. ‘Veel historische stadsparken, zoals het Amsterdamse Vondelpark en het Oosterpark, zijn aangelegd in de negentiende eeuw. Het meeste beeldmateriaal van parken – schilderijen, foto’s, tekeningen – dateert ook van die tijd. Waarschijnlijk is daardoor het beeld ontstaan dat het stadspark een negentiende-eeuwse constructie is. Maar de geschreven bronnen laten zien dat de ontwikkeling van parken veel verder teruggaat.’

De Nederlandse bomenaanplant was befaamd en werd opgemerkt door buitenlandse reizigers.

Al in de zestiende eeuw begonnen stadsbesturen langs wegen en grachten bomen aan te planten, die moesten zorgen voor verkoeling, frisse lucht en verfraaiing van de stad. ‘De Nederlandse bomenaanplant was befaamd en werd opgemerkt door buitenlandse reizigers’, vertelt Den Dulk. In de zeventiende eeuw begon men met de aanleg van bewust ontworpen openbare wandelingen en wandelplaatsen, de voorlopers van het hedendaagse stadspark. Vanaf dat moment werden steeds meer wandelparken aangelegd. Onderlinge concurrentie tussen steden was daarbij een belangrijke drijfveer, ontdekte de onderzoeker. ‘Stadsbesturen keken veel naar het groen dat andere steden in hun eigen regio aanlegden. Dat gebruikten ze als voorbeeld voor hun eigen stadsparken, in plaats van dat ze de parken in de hoofdstad als voorbeeld namen.’

Wandelaars in Park Willinkshof te Rijsenburg, ca. 1905 (collectie Het Utrechts Archief)

Van wandelen naar voetbal

Door de eeuwen heen veranderde de functie van stadsparken. Waar tegenwoordig de parken vol zitten met barbecueënde mensen en de voetballen je om de oren vliegen, was het stadspark vroeger een plek waar men netjes op de paden bleef en het groen van een afstandje bewonderde. Dames en heren droegen er vaak een speciaal ontworpen wandelkostuum. Pas begin twintigste eeuw werd het park een plek waar mensen uit alle lagen van de bevolking kwamen recreëren en waar allerlei verschillende activiteiten waren toegestaan.

Die ontwikkeling is duidelijk terug te zien in hoe parken zijn aangelegd, vertelt de promovenda. ‘Vergelijk in Amsterdam bijvoorbeeld het negentiende-eeuwse Wertheimpark met het twintigste-eeuwse Amsterdamse Bos. Het Wertheimpark heeft alleen wandelpaden, terwijl in het Amsterdamse Bos bijvoorbeeld ook plekken zijn aangelegd om te roeien, zwemmen en balsporten te beoefenen. Die verandering van ‘kijkgroen’ naar ‘gebruikersgroen’ zie je ook terug in de beplanting die gebruikt werd. Vroeger stonden in het park vaak exclusieve bomen- en plantensoorten, maar tegenwoordig gebruikt men vooral beplanting die tegen een stootje kan.’

Behoud de kronkelpaadjes

Het onderzoek van Den Dulk geeft inzicht in hoe we al eeuwenlang groen aanleggen in de stad om de leefomgeving te verfraaien. Die cultuurhistorische kennis zou veel meer moeten worden meegenomen bij het ontwerpen van hedendaags groen en het opknappen van oude parken, vindt de onderzoeker. ‘Natuurlijk hoeft niet alles bij het oude te blijven, maar wat meer historisch besef kan geen kwaad. Het is mooi om voort te bouwen op het verleden. Behoud bijvoorbeeld de kronkelpaadjes die zo kenmerkend zijn voor singelplantsoenen, in plaats van rechte paden aan te leggen omdat die praktischer zijn voor fietsers.’

Klimaatverandering en de pandemie laten zien hoe ontzettend belangrijk onze groene ruimtes zijn.

Daarnaast breekt Den Dulk een lans voor het behoud van openbaar groen. ‘Veel van de zeventiende- en achttiende-eeuwse stadsparken zijn in de loop van de eeuwen verdwenen, vaak ten behoeve van stadsuitbreiding. Tegenwoordig zie je soms ook weer gebeuren dat stedelijk groen wordt opgeofferd. Maar maak nou niet weer diezelfde fout; behoud die groene ruimtes om te recreëren. Klimaatverandering en de pandemie laten zien hoe ontzettend belangrijk ze zijn.’