Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Op 11 augustus jl. overleed, thuis in Amsterdam, op 83-jarige leeftijd professor Ernst van de Wetering. Van 1987 tot 1999 was hij hoogleraar Kunstgeschiedenis van de Nieuwere tijd aan de Universiteit van Amsterdam. Frans Grijzenhout en Eric Jan Sluijter, die Van de Wetering als hoogleraar opvolgden, schreven onderstaand in memoriam.
Foto: Eduard Lampe

Na een opleiding tot beeldend kunstenaar aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en enkele jaren als tekenleraar ging Van de Wetering in 1963 kunstgeschiedenis studeren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1968 werd hij assistent bij het zojuist opgerichte Rembrandt Research Project, dat met royale steun van NWO beoogde het geschilderde oeuvre van Rembrandt definitief in kaart te brengen. Vanaf dat moment tot aan zijn dood heeft het werk van deze kunstenaar Ernst van de Wetering bezig gehouden, op een intense, soms emotionele wijze en met grote betekenis voor de beoefening van de wetenschappelijke discipline van de kunstgeschiedenis.

Van 1969 tot 1987 was Van de Wetering verbonden aan het Centraal Laboratorium voor Voorwerpen van Kunst en Wetenschap in Amsterdam (thans Rijksdienst Cultureel Erfgoed). Daar ontwikkelde hij in samenspraak met anderen niet alleen zijn eigen kijk op allerlei materiële aspecten van de kunstproductie in het verleden, maar ook op de ethiek van onderzoek, conservering en restauratie. Zijn uitgesproken opvattingen daarover kwamen voor het grote publiek naar buiten bij de geruchtmakende restauratie van het in 1986 door een aanval met een mes zwaar gehavende schilderij ‘Who is afraid of Red, Yellow and Blue’ van Barnett Newman.

In datzelfde jaar 1986 promoveerde Van de Wetering aan de Universiteit van Amsterdam cum laude bij prof.dr. J. Bruyn op het proefschrift Studies in the workshop practice of the early Rembrandt; in 1987 volgde zijn aanstelling als hoogleraar. Vanuit die positie heeft hij een beslissende bijdrage geleverd aan het onderzoek naar het werk van de kunstenaar Rembrandt.

waar het Van de Wetering echt om ging, was het begrijpen van Rembrandt als schilder, in de context van de contemporaine kunstenaarspraktijk.

Kwesties van toeschrijving en authenticiteit, die met argusogen werden gevolgd door de eigenaren van de betreffende werken en dikwijls veel stof deden opwaaien in de media, vormden daarvan een belangrijk onderdeel, maar waar het Van de Wetering echt om ging, was het begrijpen van Rembrandt als schilder, in de context van de contemporaine kunstenaarspraktijk. Zijn baanbrekende inzichten betreffen vooral de werkwijze van Rembrandt, zowel in schildertechnisch als in conceptueel opzicht, en de relatie daarvan met toenmalige opvattingen over de schilderkunst. Van de Wetering verbond nieuw, vaak materiaal-technisch onderbouwd onderzoek naar Rembrandts schildertechniek met een eigen lezing van historische bronnen, vooral zeventiende-eeuwse kunstliteratuur, waaruit hij zowel kunstpraktijken als theoretische opvattingen naar voren haalde die Rembrandt moet hebben gekoesterd. Deze inzichten zijn deels neergeslagen in de zes monumentale delen van A Corpus of Rembrandt Paintings, het belangrijkste gepubliceerde resultaat van het Rembrandt Research Project (waarvan Van de Wetering sinds 1993 als enige de leiding had) en in tal van andere publicaties, onder andere Rembrandt: the Painter at Work (1997).

Terwijl Van de Wetering aan de ene kant oog had voor de verbinding van de kunstenaar Rembrandt met de bredere praktijk van zijn tijdgenoten in de Republiek en ver daarbuiten, kon hij tegelijkertijd als geen ander – letterlijk – laten zien hoe uitzonderlijk Rembrandt in veel opzichten was. Met grote bevlogenheid kon hij nieuw verworven inzichten in publicaties, colleges, lezingen en in televisieoptredens, in heldere taal en met aanwijzing van de bijzondere visuele technieken en effecten die Rembrandt bewerkstelligde, overdragen zowel aan vakgenoten als een breed publiek. Onderzoekswerkgroepen en excursies waren onder Van de Weterings leiding intensief en veelzijdig en vormden een belangrijke basis voor de verdere  ontwikkeling van talrijke studenten, onder andere diegenen die zich later met restauratie en technische kunstgeschiedenis gingen bezighouden.

Van de Weterings hartstocht voor Rembrandt, de kunst, de kunstgeschiedenis en het leven maakten hem niet altijd tot een makkelijk mens. Hij stelde hoge eisen aan zichzelf en zijn omgeving en voor twijfel aan, laat staan tegenspraak van zijn eigen opvattingen kon hij in sommige gevallen maar met moeite begrip of waardering opbrengen. Interne en externe discussies over de koers van het Rembrandt Research Project of zijn persoonlijke inzichten en bevindingen werden wel eens op een emotionele toon gevoerd, waarbij zijn betrokkenheid bij ‘de zaak Rembrandt’ zoals hij placht te zeggen, bij gelegenheid met de wetenschapper Van de Wetering aan de haal ging. Maar juist die hartstocht, die hij ook tot uiting bracht als kunstenaar en musicus, heeft tevens geleid tot prachtige wetenschappelijke resultaten.

In het academisch jaar 2002-2003 was Van de Wetering Slade Professor of Fine Art aan de universiteit van Oxford. In 2003 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 2011 ontving hij de Zilveren Museum Medaille van de Gemeente Amsterdam. In 2020 werd hij benoemd tot erelid van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici.

Wij gedenken Ernst van de Wetering als een gepassioneerd onderzoeker en docent, die al zijn kunnen heeft gegeven aan die ene, unieke kunstenaar, Rembrandt van Rijn.

Frans Grijzenhout en Eric Jan Sluijter