Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Een bekende melodie niet kunnen herkennen zonder de tekst, niet horen of iemand vals zingt en geen ritme kunnen produceren; voor sommige mensen is muzikaliteit niet hun sterkste punt. Voor een klein deel van de populatie gaat dit onvermogen heel ver: zij lijden aan de stoornis amusie. Promovendus Jasmin Pfeifer deed onderzoek naar dit nog relatief weinig onderzochte fenomeen en de invloed die dit heeft op de perceptie van gesproken taal.

Congenitale amusie is een aangeboren waarnemingsstoornis: mensen met amusie hebben hun hele leven moeite met de waarneming van toonhoogte en ritme. De symptomen van de zogenaamde “amusici” zijn het duidelijkst op het gebied van muziek, maar kunnen ook invloed hebben op hun perceptie van gesproken taal.

Amusie werkt als een schaal: er is niet één type. ‘Mensen kunnen een probleem hebben met het herkennen van ritme, van toon, of van allebei’, zegt Pfeifer. 1,5 á 4% van de populatie heeft last van deze aandoening.

Zelf ook amusie

‘Ik studeerde taalwetenschap, daar kreeg ik voor het eerst te maken met een artikel over mensen die ‘toondoof’ zouden zijn. Dat was in 2008 of 2009, toen waren er nog maar zo’n vijf artikelen over amusie’, vertelt Pfeifer. Het zaadje was geplant: ze specialiseerde zich al tijdens haar studie in amusie en de Duitse volgde haar docent naar Amsterdam om aan de UvA amusie te bestuderen in een promotietraject.

Naast een onderzoeksobject, leverde deze kennis Pfeifer ook een diagnose op: ze kwam erachter dat zij zelf ook aan amusie lijdt. ‘Daarom vond ik het misschien ook zo fascinerend, omdat ik mezelf meteen herkende in die beschrijving.’

Onnauwkeurige diagnose

In haar promotie-onderzoek ging de taalwetenschapper exploratief te werk om meerdere vraagtekens in het bestaande onderzoek naar amusie na te gaan. Vroeg in de onderzoeksperiode ontdekte Pfeifer dat de gangbare diagnosemethode voor amusie, de Montreal Battery of Evaluation of Amusia, onbetrouwbare resultaten opleverde.

Ze maakte aanpassingen in de toepassing en evaluatie van de methode waardoor het aantal mensen dat officieel onder de noemer ‘amusicus’ valt wordt gehalveerd: van 4% van de bevolking naar 1,5%.

Enorme opluchting

Pfeifer legt uit dat een juiste diagnosestelling ontzettend belangrijk is, omdat het voor veel mensen met amusie een enorme opluchting is om die diagnose te krijgen. ‘Omdat ze hun hele leven heel erg worstelen met muziek en het sociale aspect dat daaraan vastzit. Ze hebben zich altijd al afgevraagd of er iets mis met ze is’, legt ze uit.

Copyright: Jasmin Pfeifer
Ze hebben zich altijd al afgevraagd of er iets mis met ze is Jasmin Pfeifer

Mensen met amusie kunnen niet zoals de meeste mensen met muziek omgaan. ‘Als je een metronoom voor ze zet, kunnen ze vaak niet eens meeklappen.’ Een deel van de mensen met amusie heeft ook last van musical anhedonia, een aandoening waardoor je niet van muziek houdt. ‘Sommige mensen die hier last van hebben kunnen er echt niet tegen als ze muziek horen’, vertelt Pfeifer. ‘Opvallend is dat veel van deze mensen aangeven dat ze vooral slecht tegen strijkinstrumenten kunnen.’

Invloed amusie op perceptie gesproken taal

Oorspronkelijk werd amusie vooral gezien als een muziekspecifieke stoornis, maar recent is er ook meer aandacht voor onderzoek naar de invloed van amusie op spraakperceptie. In gesproken taal zijn toonhoogteverschillen namelijk ook belangrijk, bijvoorbeeld in intonatie, om vragen van uitspraken te onderscheiden of om iets te benadrukken. Eén van de belangrijkste onderzoeksvragen uit het proefschrift behandelde dit onderwerp, specifiek of mensen met amusie ook moeite hebben met het onderscheiden van klinkers en klemtonen in gesproken taal.

Hiervoor kregen de proefpersonen twee audiofragmenten te horen en moesten ze aangeven of er verschil tussen zat. Uit dit gedeelte van het onderzoek blijkt dat amusici inderdaad meer moeite hebben met het bewust waarnemen van de verschillen tussen klinkerparen, maar in de klemtoonstudie hadden ze er geen moeite mee om woordparen bewust te onderscheiden op de basis van de verschillen in toonhoogte en lengte.

De onderzoeker keek hierbij niet alleen naar de resultaten, maar ook naar hersenactiviteit. ‘Hieruit bleek dat de eerste, onbewuste verwerking van het geluid in het brein wel plaatsvindt bij amusie, maar de breingolven zijn zwakker dan bij mensen zonder amusie.’ Dit gold voor zowel de testen op klinker- als klemtoonperceptie.

Genetische aanleg

Dat er nog heel weinig onderzoek is gedaan naar amusie had ook invloed op het verloop van het onderzoek van Pfeifer. ‘Hoofdstuk twee en drie van mijn proefschrift was gepland, maar hoofdstuk een en vier staan vol met vragen waar we achteraan gingen omdat we tijdens het onderzoek nieuwe dingen ontdekten.’

Een daarvan was een tweeling onder de proefpersonen: een van de twee zonder, de ander mét amusie. De tweeling was samen opgegroeid, naar dezelfde school geweest en in hun jeugd in dezelfde mate blootgesteld aan muziek. Dit bevestigt dat amusie aangeboren is, en niet veroorzaakt door iets in de opvoeding. Wel had de tweelingzus zonder amusie ook een beperkt geheugen voor toonhoogteverschillen en ritmische verschillen: volgens Pfeifer een goed startpunt voor vervolgonderzoek naar de erfelijkheid van amusie.

Promotiegegevens

Jasmin Pfeifer promoveert op het proefschrift: 'Untwisting Amusia: What behavior, brain waves and genetic underpinnings reveal about perception in congenital amusia'. Ze verdedigt haar proefschrift op 4 maart om 10:00 in de Agnietenkapel. Deze promotie is hier live te volgen.