Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De kranten staan er vaak vol van. Cijfers die weergeven hoe het met onze economie gaat, bijvoorbeeld met de werkeloosheid of inflatie. ‘Maar deze cijfers zijn niet objectief’, waarschuwt politiek econoom Daniel Mügge die met zijn team standaard economische cijfers en de achterliggende formules onderzocht. Met hun onderzoek leggen ze de beperkingen en vertekeningen van deze bloot—en de noodzaak om ze beter te begrijpen. ‘We zeggen niet dat zulke cijfers niet nodig zijn. Maar we moeten wel “cijferwijzer” worden.’
Daniel mugge staat voor wit scherm waar economische formules op zijn getekend
Daniel Mügge, hoogleraar Politieke Arithmetiek aan de Universiteit van Amsterdam (foto: JW Kaldenbach / ontwerp: Petra Gijzen/Swirl)

Zes jaar geleden begon Daniel Mügge, hoogleraar Politieke Arithmetiek aan de Universiteit van Amsterdam, met zijn team aan het onderzoek naar economische formules. Waarom heeft dit aandacht nodig en welke boodschap wil Mügge graag met ons delen?

Er zit een politieke kant aan economische cijfers

Voor Mügge begon zijn interesse in economische formules met de observatie dat cijfers over nationale economische prestaties als hard en solide overkomen, maar daar veel speling in kan zitten.

‘Als je goed naar de economische cijfers en de formules erachter kijkt, zie je dat bijvoorbeeld iets als werkeloosheid niet een objectieve meting is. Er worden keuzes gemaakt over wat wel en niet in economische metingen meegaat. Neem je bijvoorbeeld exploderende vastgoedprijzen mee in inflatiecijfers? Duikt onbetaalde arbeid op in het bruto binnenlands product? Is het gepast om bezittingen van de overheid te verrekenen met haar bruto schulden om een beter beeld van de fiscale situatie te krijgen?’

De lijst met keuzes die gemaakt moeten worden is volgens Mügge lang, maar dat zie je aan die uiteindelijke cijfers niet terug. ‘Die lijken voor zichzelf te spreken – terwijl het gebruik van de ene formule in plaats van de andere behoorlijk invloed op beleid kan hebben. Welke regio heeft investeringen nodig en welke niet? Hoe betekenisvol zijn koopkrachtplaatjes die gebaseerd zijn op inflatiecijfers die niet zichtbaar maken dat jonge gezinnen veel minder te besteden hebben doordat ze zo veel meer aan huisvesting kwijt zijn? Kortom, er zit een politieke kant aan economische statistiek, zowel in de consequenties die ze hebben en in wie er eigenlijk voor specifieke formules kiest en waarom.’

Standaardcijfers konden de economie van de jaren ‘50/’60 prima meten

De standaard economische formules en cijfers die we nu gebruiken, waren voor de economie van enige decennia geleden redelijk geschikt vertelt Mügge. ‘De formules zijn in een tijd ontwikkeld dat de economie gedomineerd werd door productie en consumptie van tastbare dingen, van landbouwproducten tot televisiesets. Ook werkgelegenheid draaide toen rond materiele productie in fabrieken, maar ook bijvoorbeeld ook in de mijnbouw in Limburg. Voltijdbanen waren primair voor mannen en makkelijk te tellen. En door prijzen te peilen voor dagelijkse behoeftes zoals boter of kleding konden inflatiecijfers een goed beeld geven van de kosten voor levensonderhoud van een gemiddeld Nederlands huishouden. ‘Economische cijfers pasten redelijk goed bij de bestaanswerkelijkheid in de jaren ’50 en ’60,’ stelt Mügge.

Maar economische statistiek heeft moeite met de economie van vandaag

‘Fast forward naar 2021, en we zien een economie en maatschappij waarin grenzen veel minder scherp zijn geworden’, vervolgt Mügge. Hij doelt hiermee op de vervagende verschillen tussen een werkend en niet-werkend bestaan, tussen werk-hebben en geen werk hebben—denk aan zzp’ers die soms veel en soms weinig uren maken, of flexcontracten—en wat wel een product is met een duidelijke prijs en wat niet. ‘Bijvoorbeeld een gratis app op je mobiele telefoon.’

Ook wat een goed leven betekent, is volgens Mügge anders geworden en moeilijker in cijfers te vatten. ‘Zeker voor mensen met een redelijk goed inkomen is naakte koopkracht—hoeveel dozen eieren en pakken boter krijg ik voor een maandsalaris—geen zinvolle indicator voor hun levensstandaard meer. Die waarderen bijvoorbeeld ook gemoedsrust, de waardevastheid van hun huis, toegang tot de vastgoedmarkt, een betaalbare studie voor hun kinderen, of bijvoorbeeld de aandacht waarmee een product is gemaakt. Doelen zoals klimaatverandering en duurzaamheid, of de negatieve kant van economische groei, laten zich al helemaal lastig meten.’

Cijfers kunnen economie en maatschappij van nu minder goed vatten, maar zijn wel kompas voor beleid

Waar de oude economie dus redelijk goed in cijfers kon worden gevat, blijkt dit volgens Mügge veel minder goed te kunnen voor de economie en maatschappij van nu. ‘Maar die cijfers blijven wel een kompas voor beleid. Het gevaar is dat mensen zich niet meer goed in de cijfers herkennen, en het gevoel hebben dat hun problemen over het hoofd worden gezien, of dat de cijfers geen goed zicht geven op maatschappelijke problemen. Dit kan tot minder vertrouwen in de economie en politiek leiden of een negatieve houding tegenover de politiek bevorderen’, stelt Mügge.

Statistici willen ruis weghouden uit de cijfers

Mügge benadrukt dat statistici deze beperking van standaard economische cijfers ook erkennen, maar vaak geen oplossingen hebben om die nieuwe vage kanten van de economie in cijfers te verwerken zonder de betrouwbaarheid van diezelfde cijfers aan te tasten. ‘Zij vrezen dan voor ruis in de statistiek, omdat er veel meer moet worden geïnterpreteerd—bijvoorbeeld de geldwaarde van onbetaalde arbeid of een gratis app zoals Google Maps. De wens naar harde en betrouwbare cijfers zorgt zo voor een bias die tegenhoudt dat we die nieuwe vage kanten van de economie mee nemen in het cijferwerk dat wij als spiegel van onze maatschappij gebruiken.’    

Ook zonder scherp cijfer doortastend beleid maken

Het doel van Mügge’s onderzoek was niet om betere meetmethodes te ontwikkelen. ‘Dat was ook niet onze opgave, en daar zijn ook al veel anderen mee bezig – al zij het vaak met matig succes.’ Ook stelt Mügge niet dat je economische cijfers niet meer moet gebruiken.

Zijn insteek was om de politieke lading en beperkingen van economische statistiek te belichten om de omgang ermee te verbeteren. ‘Waar we wel advies over hebben, is over het gebruik van deze cijfers als politieke meetinstrumenten. Wij pleiten voor een genuanceerdere werkwijze rond de sterktes en zwaktes van die cijfers en het besef dat er grenzen zijn aan wat je goed kunt becijferen.’ Dit betekent voor Mügge ook dat je als overheid erkent dat niet alles met harde cijfers kan worden onderbouwd en doortastend beleid durft te maken op moeilijk becijferbare doelen. ‘Je moet voorkomen dat goede ideeën buiten boord vallen omdat je deze niet met harde cijfers kunt meten, bijvoorbeeld in een kosten-baten analyse.’

Cijferwijzer worden

Mügge waarschuwt wel de communicatie over economische cijfers niet te complex te maken. ‘Er zit een principiële spanning tussen de wens dingen simpel te houden en recht te doen aan de complexiteit van de economie en maatschappij. In zijn geheel moeten we “cijferwijzer” worden en als beleidsmakers en burgers de beperkingen van cijfers en koopkrachtplaatjes en de complexiteit van het cijferwerk beter begrijpen.’

Het onderzoek FickleFormulas werd mogelijk gemaakt door een NWO Vidi Grant en een ERC Starting Grant. 

Prof. dr. D.K. (Daniel) Mügge

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Programmagroep: Political Economy and Transnational Governance