Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Nieuw experimenteel onderzoek bevestigt dat mannen op het werk een competitievere instelling hebben dan vrouwen. Dit resultaat kan deels verklaren waarom mannen vaak hogere functies hebben en meer verdienen. Tegelijk kan meer diversiteit worden bereikt door werkomgevingen te creëren waar juist minder competitie heerst, stelt onderzoeker en ERC Grant-winnaar Thomas Buser.
Schaken, Eureka, Thomas Buser

ERC-Grant

Het leveren van competitie is Thomas Buser zelf niet vreemd. Afgelopen zomer won de Amsterdam School of Economics (ASE) onderzoeker en docent de prestigieuze Starting Grant van de European Research Council (ERC). Het eraan verbonden bedrag van 1,3 miljoen euro gebruikt hij om nieuwe promovendi aan te nemen en zijn experimentele onderzoek voor te zetten naar de relatie tussen persoonlijkheidskenmerken als competitiebereidheid en studiekeuze of loopbaanontwikkeling.

Het winnen van de beurs werd voorafgegaan door het geven van presentaties en het voeren van gesprekken, met de bijbehorende afvalrondes. ‘Ik zou deze grant niet hebben gekregen als ik zelf niet competitief zou zijn’, zegt Buser. Op een schaal van een tot tien geeft Buser zichzelf een acht. ‘Ik ben zeker bereid om de competitie aan te gaan, maar ik hoef niet noodzakelijk te winnen. Overigens is de hele wetenschappelijke omgeving competitief. Toch is dat niet de reden dat ik hier zit. Misschien zou ik zelfs gelukkiger zijn in een omgeving waar de competitie net wat minder is.’

‘In veel omgevingen gaat het maken van carrière gepaard met stevige competitie.'

Competitiebereidheid

Buser is geïnteresseerd in het uitvinden of diverse persoonlijkheidskenmerken verschillen in loopbaankeuzes en carrière kunnen verklaren. Daarbij maakt hij veelvuldig gebruik van experimenten om menselijk gedrag te analyseren en verbindt hij de uitkomsten hiervan aan loopbaangegevens. ‘In veel omgevingen gaat het maken van carrière gepaard met stevige competitie’, zegt Buser. ‘Beroepsmatige omgevingen waar de competitie het grootst is, blijken doorgaans te worden gedomineerd door mannen. Deze vaststelling heeft onderzoekers uit experimentele wetenschappen ertoe aangezet om te bestuderen of bijvoorbeeld mannen en vrouwen een fundamenteel andere bereidheid hebben om de competitie aan te gaan.’ De belangrijkste uitkomst van deze onderzoeken is steeds dat mannen competitiever zijn dan vrouwen.

Buser heeft gevolg aan deze studies gegeven door competitie in een experimentele omgeving aan werkelijke loopbaanontwikkelingen te relateren. Eerdere en huidige studies in samenwerking met collega’s Muriel Niederle van Stanford University en Hessel Oosterbeek van de UvA, tonen aan dat mensen die zich in experimenten meer competitief opstellen, vaker voor technische studies kozen, hogere posities hebben en meer verdienen. Competitiebereidheid blijkt dan ook sterk gecorreleerd aan studiekeuze, carrièreverloop en salaris, evenals aan verschillen tussen mannen en vrouwen.

‘Mijn onderzoeken gaan niet primair over verschillen in sekse’, zegt Buser, ‘maar wel om te zien of mensen die prestatiegericht zijn, andere beslissingen nemen. Bovenop economische preferenties zoals risicoaversie, en psychologische zoals zelfvertrouwen, blijkt de mate van de mate van competitiebereidheid de beste voorspeller als het gaat om keuzes in de loopbaan.’

Experimenten

Buser houdt zijn experimenten onder meer binnen het onderzoekscentrum CREED, onderdeel van Amsterdam School of Economics, en zet ze doorgaans op in spelvorm. Bij een onderzoek dat hij opzette met Tinbergen-promovendus Huaiping Yuan moeten mannen en vrouwen in hoog tempo een aantal sommen oplossen waarbij ze betaald krijgen op basis van hun prestaties. Daarbij spelen ze per ronde steeds tegen een andere en onbekende persoon. Voor elke spelronde kunnen de spelers kiezen uit twee soorten inleg. De eerste is de niet-competitieve optie waarbij elk goed antwoord een punt oplevert. Bij de competitieve optie levert elk goed antwoord twee punten op, mits de speler in die ronde wint van zijn of haar tegenstander. De speler die verliest, ontvangt dan niets. Elk punt levert een zeker geldbedrag op.

Gemiddeld blijken vrouwen bij de eerste ronde gemiddeld vaker kiezen voor het niet-competitieve speltype dan mannen. ‘Dit gedrag was al in veel eerdere onderzoeken vastgesteld’, zegt Buser. ‘Nieuw bij ons onderzoek was dat vrouwen die na een eerste competitieve optie verloren, in de volgende ronde vaker dan mannen voor de meer veilige optie kozen. Een vergelijkbaar patroon ontdekten wij in data uit de Nederlandse Wiskunde Olympiade. Meisjes die afvielen voor de tweede ronde waren minder dan jongens geneigd om zich in het volgende jaar opnieuw in te schrijven.’

‘Het kan dat competitie goed is voor het individu, maar dat wil niet zeggen dat het voor de samenleving als geheel positief is wanneer iedereen competitiever zou zijn.'

Diversiteit

Buser benadrukt dat ondanks de positieve correlatie tussen competitiebereidheid en economisch succes, een prestatiegerichte sfeer niet altijd positief is. ‘Het kan dat competitie goed is voor het individu, maar dat wil niet zeggen dat het voor de samenleving als geheel positief is wanneer iedereen competitiever zou zijn. Het kan positief zijn in sport, maar niet overal en tegen iedere prijs. Het is bijvoorbeeld onbekend of competitieve mensen minder bereid zijn tot samenwerken of vaker de regels overtreden. Dit willen we in de toekomst onderzoeken.’

Daarom denkt Buser dat het niet zinvol is om vrouwen te stimuleren om meer competitief te worden om zo verschillen op de arbeidsmarkt op te heffen. Het is volgens hem beter om de omgekeerde route te volgen. ‘Wanneer een bedrijf streeft naar meer diversiteit zou het kunnen overwegen om de mate van competitie te verminderen om zo andere groepen aan te trekken en een kans te geven. Als in een baan vooral wordt betaald op basis van beter presteren dan collega’s, staat het vast dat meer competitief ingestelde mensen zullen solliciteren.’

Datzelfde geldt volgens Buser voor omgevingen die inherent competitief zijn. ‘Het is echter onduidelijk of er een positieve correlatie is tussen competitiebereidheid en productiviteit. Veel banen vereisen samenwerking en de bereidheid om elkaar te helpen. Bedrijven of universiteiten zouden daarom juist hun omgeving kunnen veranderen om meer diversiteit te bewerkstelligen.’

 

Prof. dr. T. (Thomas) Buser

Dr. T. (Thomas) Buser