Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De UvA werkt hard aan vermindering van de CO2-uitstoot van haar vastgoedportefeuille. Circa 50 universitaire gebouwen, waarvan er 27 een monumentale status hebben, worden aangepakt als renovatie of groot onderhoud nodig is. De UvA gebruikt een simulatiemodel dat inzicht geeft in de effecten van verduurzamingsmaatregelen op de exploitatie. Waarom is zo’n model nodig?
Een simulatie van het atrium van de nieuwe UB

Het gebruik van simulatiesoftware door de UvA is niet nieuw. Er is bijvoorbeeld gebruik van gemaakt voor de UB. De berekeningen beperkten zich toen tot enkele vertrekken. Recent is BG2 uitvoeriger in kaart gebracht. Geinventariseerd zijn de isolatiewaarden van de in het pand gebruikte materialen, de zonwering, de interne warmteproductie van apparatuur, verlichting en mensen, de bezetting van het gebouw en de gebruikstijden. Op basis hiervan zijn het huidige energiegebruik, de energiekosten, koelvermogen per oppervlakte,  de CO2-emissie en de productiviteit (ventilatie, temperatuur, luchtkwaliteit en verwacht ziekteverzuim) in beeld gebracht. Omdat een directe link gelegd wordt tussen de mate van comfort en de hoogte van exploitatiekosten kunnen diverse verduurzamingsscenario’s worden afgewogen.

Puzzel

In de renovatieplannen voor BG5 zijn ook verduurzamingsscenario’s uitgewerkt met behulp van simulatiesoftware. Het karakteristieke pand aan de Vendelstaat dat tussen 1887 en 1890 is gebouwd als nieuw Klinisch Ziekenhuis op het Binnengasthuisterrein wordt geschikt gemaakt voor onderwijs en onderzoek van de Faculteit der Geesteswetenschappen. Projectleider Niels Tuip: “We leggen een ingewikkelde puzzel. Het gebouw moet worden gemoderniseerd, tevens verduurzaamd en dat mag niet ten koste gaan van de monumentale waarde. Aanvankelijk hadden we een scenario uitgewerkt waarin we BG5 maximaal zouden gaan isoleren. Toen we hierover in gesprek gingen met restauratiearchitecten bleek dat dit voor een oude constructie niet de oplossing is. Het risico van vochtvorming en daarmee rot is groot. Met behulp van de simulatiesoftware hebben we nu een nieuw scenario uitgewerkt.” In dat scenario is gekozen voor minder of geen isolatie in ruimtes waarin weinig tot niet verbleven wordt. Dit levert een besparing in kosten op en behoud van meer vloeroppervlak.

Atriumkap

Volgens Tuip is simulatiesoftware in de ontwerpfase onmisbaar. Als voorbeeld noemt hij de keuze om wel of niet een atriumkap op BG5 te zetten. “Uit de simulatie kwam naar voren dat de kap gaat bijdragen aan de isolatie van het monumentale gebouw en een ingenieuze luchtverversing mogelijk maakt. Met alleen gezond verstand hadden we dit effect niet kunnen inschatten.” Omdat de UvA de investering in BG5 mede wil baseren op gegevens over comfort en energiegebruik na oplevering, worden omstandigheden gesimuleerd die hier van invloed op zijn.  Onder andere weersomstandigheden, aantal mensen dat binnen is, apparatuur etc.  De uitkomsten van de simulatie worden getoetst aan comforteisen van de opdrachtgever. Tuip: “Als alle gegevens op tafel liggen brengen we bouwfysische en installatietechnische eigenschappen, omgevingsfactoren en het gebruikersgedrag in balans en toetsen we welke investering het meest kosten efficiënt is. We zien in het voorlopig ontwerp al of we de Paris Proof norm gaan halen.”

Ervaringen

Victor Koopman, Coordinator Energietransitie UvA, heeft al langer ervaring met gebouwsimulatie. Hij verwacht naarmate van meer gebouwen een nulmeting wordt gemaakt, de output de UvA gaat helpen in het nemen van vaak lastige investeringbeslissingen. Hij vindt het een goede ontwikkeling dat de software gebruikt wordt als integrale ontwerptool.  Dit betekent dat niet enkele vertrekken, maar het hele gebouw wordt doorgerekend. “In programma’s van eisen wordt meestal uitgegaan van maximale waarden. Onder andere waar het de bezetting van ruimten/gebouwen betreft. De uitdaging waar we nu voor staan is het inschatten van de bezetting over een langere periode. Het is daarom goed om gebruikers te vragen hoe ze een gebouw gaan gebruiken. Op basis van dit soort inzichten zou zelfs het besluit genomen kunnen worden om (tijdelijk) een deel van een gebouw minder  te verwarmen of te koelen om zo energie te besparen. In veel UvA-gebouwen zou dat voor de vrijdagmiddagen geen enkel probleem opleveren.”