Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.

Wie: Anniek de Ruijter (1982)

Wat: Associate Professor European Law en directeur Amsterdam Law Practice.

Studie: Rechten, twee masters, in Nederland en in Amerika aan de Columbia Law School.

Eerste baan: Worst verkopen op de markt en kerstpakketten inpakken voor het personeel van de slagerij van mijn ouders.

Eerder een doener dan een denker

‘Ik kom uit een grote familie die vooral bestaat uit ondernemers. Aan mijn moeders kant schilders en loodgieters, aan mijn vaders kant alleen maar slagers – het was geen studieuze achterban. Mijn ouders hadden een biologische slagerij, dat werd later een keten van slagerijen. Ik ben daarmee opgegroeid en ken de stress van het ondernemen. Vers vlees moet snel verkocht, anders moet het worden weggegooid. Mijn moeder is Humanistiek gaan studeren toen ik tiener was. Ik zag mezelf, zeker tijdens mijn middelbare school, niet echt als een toekomstige student aan de universiteit. Ik zag mezelf veel meer als een doener. Toch deed ik vwo, vanuit de gedachte: je weet nooit waar je het ooit voor nodig kunt hebben. Na school ging ik naar de theaterschool in Amsterdam, ik wilde impresario worden, theatermaker, dingen regelen. Ik ben altijd politiek geëngageerd geweest en dacht: met theater kun je dingen zichtbaar maken. Daar zat wat in, theater kun je gebruiken als een manier om een statement te maken, maar theater moet je ook willen om theater zelf.’

Rechten

‘Nadat ik mijn propedeuse had gehaald, wilde ik iets anders. Ik dacht aan Politicologie of Rechten en maakte de keuze heel praktisch: politicologie leek me iets dat ik uit boeken kon leren, ik ben altijd al een lezer geweest. Als je advocaat wil worden, of iets anders op het gebied van rechten, kun je niet zonder diploma. Daarvoor moet je echt naar de universiteit. Totaal naïef, natuurlijk, maar dat is wat erachter zat. Toen ik eenmaal met rechten was begonnen, vond ik het meteen geweldig. Ik deed ineens enorm mijn best, omdat ik het zo leuk vond. Ik studeerde hard, mijn cijfers waren hoog en ik mocht deelnemen aan het Honoursprogramma. Het politieke aspect vond ik in de studentenraad, waar ik voorzitter van werd. Samen met anderen richtte ik een politieke partij op voor de universiteit, UvAsoc!aal. Ik ging dus helemaal op in de studie en de faculteit en alles wat erbij hoort. De academie bleek dus eigenlijk wél iets voor mij te zijn, ik kon het goed en ik vond het leuk.’

Europees gezondheidsrecht

‘Tijdens mijn master aan de UvA las ik een artikel over Europees gezondheidsrecht. Ik was geïntrigeerd, omdat Europa zo ver weg leek, terwijl gezondheid zo persoonlijk is. Het idee dat Europa zoiets persoonlijks als gezondheid kon reguleren, terwijl Europa veel abstracter en meer op afstand lijkt dan een nationale regering, vond ik heel interessant. Na dat artikel ben ik me erin gaan verdiepen en besloot ik dat ik mijn scriptie over dit onderwerp wilde schrijven. Omdat daar op dat moment geen passende master voor was, heb ik een vrije master samengesteld met vakken van Europees Recht, Privaatrecht en Gezondheidsrecht. Het schrijven van mijn scriptie ging me goed af, relatief gemakkelijk en met goed resultaat. Ik vond het leuk en uitdagend. Ik ben altijd goed geweest in dingen regelen, in werken in groepsverband, maar in je eentje achter de computer zoiets schrijven, dat bleek een hele nieuwe uitdaging.’

Promoveren

‘Omdat ik meer wilde weten over de regulering van gezondheid op verschillende niveaus van regulering (centraal, decentraal, red.), ben ik naar New York gegaan om daar nog een master te doen. Het liet me niet los, ik vond het onderwerp heel interessant. Er was een hoogleraar Europees Recht, Deirdre Curtin, die ik erg inspirerend vond en van wie ik dacht: als ik ga promoveren, dan doe ik het bij haar. Met wat hulp van haar schreef ik een voorstel voor een onderzoek naar Europees gezondheidsrecht voor de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Dat voorstel kreeg een goede beoordeling. Daarom werd er ruimte voor mijn promotieonderzoek gecreëerd op de rechtenfaculteit van de UvA. Ik vind dat de UvA een fijn onderzoeksklimaat heeft: onafhankelijk en een beetje rebels. Het onderzoek dat ik doe is wat eigenaardig, het is een eigen lijn tussen gezondheidsrecht en Europees recht. Ik heb bij de UvA altijd alle vrijheid en stimulatie gekregen om mijn eigen vakgebied te ontwikkelen.’

Autonoom en vrij

‘Na mijn promotie heb ik twee jaar aan de Universiteit van Maastricht gewerkt, waar ze erg goed zijn in Europees recht, maar ik begon de UvA te missen. Inmiddels ben ik alweer twee jaar terug en doe ik met een Veni-beurs van het NWO onderzoek naar de Europese coördinatie van grote ziekte-uitbraken en bio-terroristische aanvallen. Naast mijn werk voor de universiteit ben ik directeur van Bureau Clara Wichmann, waarvoor ik spannende, principiële rechtszaken voer over de rechtspositie van vrouwen. Daar is altijd ruimte voor geweest. Je kunt bij de UvA autonoom en vrij zijn, dat geeft een veilig gevoel, hoewel ik denk dat die vrijheid voor studenten ook wel eens lastig kan zijn. De rechtenopleiding is niet schools, je wordt gestimuleerd je eigen weg te vinden en je moet het echt uit jezelf halen. De nadruk ligt meteen op je verantwoordelijkheid als jurist: Jurist vanaf dag één. Als je dat doet en als je iets wil, krijg je veel ruimte en word je goed ondersteund. Onze studenten zijn heel betrokken: de studentenpolitiek, demonstraties en ludieke acties, het hoort bij de UvA. Het onderwijs en het onderzoek van de UvA richt zich niet alleen op wat er bestaat, maar juist op wat er nog niet is – wat de wereld nodig heeft. Dingen worden hier niet snel gek gevonden en mensen werken vanuit hun hart.’

Amsterdam Law Practice

‘Samen met anderen heb ik de Amsterdam Law Practice opgezet, waar studenten leren door middel van ervaringsonderwijs. Ik geloof heel erg dat mensen kunnen leren van ervaringen door hierop te reflecteren. De Amsterdam Law Practice bestaat uit rond de 30 vakken, verspreid over alle masters. In elke master zit een stukje van dit programma. We slaan hiermee een brug naar de samenleving. Studenten werken vanuit een maatschappelijke betrokkenheid aan projecten die vanuit de samenleving worden aangereikt. Dus het kan zijn dat ze in de rechtswinkel een individuele cliënt met een huurprobleem helpen, maar het kan ook gaan over grote, strategische rechtszaken, die gaan over mensenrechten of over constitutionele problemen. Als je daaraan kunt meewerken als student en daarbij echt een behoorlijke verantwoordelijkheid krijgt, dan leer je daar veel van, zolang je ook onderwijs krijgt aangeboden waar je wordt geleerd te reflecteren op deze ervaringen. Goede juristen moeten zien wat er om hen heen gebeurt en weten welke rol ze daarbij innemen, maar ze moeten er ook over kunnen nadenken, zodat ze kunnen veranderen. Dat maakt het ervaringsonderwijs academisch. Tegelijk ontwikkelen studenten door de Amsterdam Law Practice een beroepsidentiteit. Dat is nieuw, het is een soort teaching-hospital voor juristen. Het onderwijsprogramma loopt al best goed. Ik hoop dat we het aanbod kunnen verdiepen en verder kunnen ontwikkelen.’

Onderzoek

‘Ook voor mijn eigen onderzoek heb ik veel dromen. Wat ik het liefst wil, is samen met anderen nadenken over verschillende aspecten van Europees en internationaal gezondheidsrecht en belangrijke gerelateerde beleidsspecifieke onderwerpen, zoals milieurecht, de regulering van voedsel en life sciences. Niets is zo leuk als met anderen te puzzelen en uit te vogelen hoe het zit en hoe het beter kan. Ik denk dat we wat dat betreft bij rechten nog best wat meer uit de vaste domeinen van publiek, privaat en internationaal recht mogen komen. Ik weet zeker dat er onder de huidige generatie ook veel studenten zijn zoals ik, die zin hebben om onderzoek te doen naar de innovatie en implicaties van regulering van dagelijkse zaken waar ze zich druk om maken. Denk aan onderwerpen als klimaatverandering, overgewicht, toegang tot medicijnen, het gebruik van artificiële intelligentie bij de diagnose van ziekten. Dingen waarvan je direct de relevantie en het maatschappelijke belang kan herkennen.’