Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Op 3 september jl. overleed Jan Maarten Bremer, van 1976 tot 1995 hoogleraar Oudgriekse letterkunde. Bremer studeerde Klassieke talen aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1971 op een proefschrift over het begrip 'hamartia', ofwel de tragische fout zoals gedefinieerd door Aristoteles en uitgebeeld in de Griekse tragedie.
Jan Maarten Bremer (1932-2023)

Met de keuze voor tragedie zette Jan Maarten de traditie voort van zijn leermeester Koen Kamerbeek, vermaard Sophocles kenner. Tragedie bleef Bremers centrale onderzoeksterrein en hierover schreef hij talloze artikelen en boeken, onder andere een vuistdikke studie naar de handschriften van Euripides Phoenissae en een veel geciteerd artikel over het waarom van bodeverhalen.

Daarnaast mochten ook het Homerische epos en de vroege lyriek op zijn warme belangstelling rekenen. Zo was hij een van de organisatoren van een congres in 1986 met de enigszins uitdagende titel ‘Homer beyond oral poetry’, waarin geleerden uit de hele wereld reflecteerden op de vraag of na de storm van oral poetry studies de Homerische epen ook weer als literatuur gelezen konden worden. Het was aan de lyriek dat hij zijn inaugurele rede wijdde, en wel aan de vraag of persoonlijke mededelingen of standpunten in lyrische gedichten opgevat moeten worden als biografisch, een tot dan toe veel gehuldigde opvatting, of dat we eerder moeten denken aan een masker dat de dichter opzet.

Ten slotte waren er de Griekse hymnen, gedichten gezongen ter ere van een god, die in alle perioden van de Griekse literatuur zijn geschreven. Over dit genre publiceerde Jan Maarten Bremer samen met Bill Furley in 2001 een uit twee delen bestaande magistrale Engelstalige uitgave met commentaar.

Bremer was primair een letterkundige, maar had een Altertumswissenschaftliche inslag: literaire teksten moeten bestudeerd worden met inbegrip van hun historische en archeologische context. En ook de taalkunde en godsdienstwetenschap, maar vooral de moderne literatuurwetenschap gebruikte hij veelvuldig en met vrucht.

Jan Maarten Bremer huldigde een brede taakopvatting. Zo gaf hij adviezen aan Erik Vos toen deze in 1976-1977 met zijn spectaculaire opvoering van Aeschylus’ Oresteia bezig was, verzorgde ontelbare lezingen voor leraren in het kader van de PAV, postacademiale vorming, en zat in het bestuur van de Fondation Hardt in Zwitserland, een internationaal studiecentrum voor de klassieken. Hij zag ook heel goed het belang van vertalingen als middel om klassieke teksten voor een groter publiek toegankelijk te maken, en heeft zelf vertalingen geproduceerd van complexe teksten als Aristoteles Poetica, met Niek van der Ben, en Aristoteles Politica, met Ton Kessels. Voor deze laatste vertaling ontvingen de vertalers in 2013 de Homerus-prijs en er is inmiddels een derde druk onderweg.

Hij was ook de eerste wetenschappelijk directeur van het Instituut voor Mediterrane Studies, een bundeling van krachten binnen de faculteit der letteren, opgericht in 1992. Als rechtgeaard Altertumswissenschaftler zag hij de potentie van samenwerking tussen Graeci, Latinisten, archeologen, oud-historici, en Arabisten. Het was dan ook een bonte groep van wetenschappers die hem in 1995, ter gelegenheid van zijn emeritaat, eerden met een Festschrift getiteld Schurken en schelmen. Cultuurhistorische verkenningen rond de Middellandse zee. Alleen bij een volstrekt integer mens kan men zich een dergelijk onderwerp veroorloven...

Ook na zijn pensionering heeft Jan Maarten nog jarenlang con amore bestuurstaken vervuld, o.a. als bestuurslid van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging en als adviseur bij vakgroepen die bestuurlijk in zwaar weer verkeerden. Dit alles resulteerde in 2006 in een koninklijke onderscheiding, Officier in de Orde van Oranje Nassau.

De opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur gedenkt Jan Maarten Bremer als een gedegen vakman, uitmuntend docent en beminnelijk mens.

Irene de Jong