27 juni 2023
Sinds de moord op de politicus Pim Fortuyn in 2002 is politiek vertrouwen een belangrijk onderwerp voor wetenschappers. Van der Meer doet al 20 jaar onderzoek naar vertrouwen in politieke instituties. De huidige dip in het vertrouwen was eigenlijk te voorspellen stelt hij. ‘Dit is niets nieuws onder de zon. Net zo goed als we weten dat vertrouwen altijd stijgt als er een dreiging van buiten komt, zoals tijdens de coronapandemie, weten we ook dat het vertrouwen daarna terugzakt tot het oorspronkelijke niveau.’
Na deze te verwachten dip is in Nederland het vertrouwen echter nog verder gedaald, zoals we in rapporten van het SCP en CBS konden lezen. Maar ook zo’n dieptepunt hebben we eerder gehad volgens Van der Meer, zoals tijdens het begin van Rutte II en onder Balkenende II en IV. ‘In Amerika en Engeland zouden ze zelfs nu dromen van ons niveau van vertrouwen.’
Volgens Van der Meer is het vertrouwen heel specifiek gedaald en heeft het alles te maken met hoe de politiek functioneerde, of eigenlijk niet-functioneerde. ‘Het vertrouwen in de politiek is hoog als de overheid onpartijdig functioneert. Als de politiek mensen vertegenwoordigt en ze eerlijk en gelijk behandelt. Maar we zagen schandalen die niet werden opgelost, denk maar aan de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen en de toeslagenaffaire bij de belastingdienst. En we zagen een overheid die tot een halfjaar na de verkiezingen alleen maar bezig was met zichzelf en met wie mee mocht doen aan de coalitieonderhandelingen.’
We zitten niet in een vertrouwens-, maar in een betrouwbaarheidscrisisTom van der Meer
Dat het vertrouwen stijgt of daalt in reactie op het handelen van de overheid noemt Van der Meer een gezonde democratische praktijk. ‘De daling gaat over het vertrouwen in de Haagse politiek. Maar we moeten ook kijken naar het vertrouwen in andere instituties, zoals de rechtspraak en de politie, en in elkaar. En dat is nog steeds hoog.’ Dat Nederland een laag vertrouwensland zou zijn doet hij dan ook af als onzin. ‘We zitten niet in een vertrouwens-, maar in een betrouwbaarheidscrisis. En als we die aanpakken komt het vertrouwen vanzelf weer terug. Dat gaat altijd zo.’
Verontrustender noemt Van der Meer het dat er systematisch en structureel laag vertrouwen is onder groepen die het kwetsbaarst zijn. ‘De groep burgers met het minste wantrouwen ervaart dat het systeem niet goed voor hen werkt. Zij hebben niet alleen het gevoel dat ze niet goed worden vertegenwoordigd, maar zien hun standpunten daadwerkelijk minder goed terug in de Tweede Kamer en in beleid. Laagopgeleiden bijvoorbeeld zien hun belangen vaak pas goed vertegenwoordigd als deze overeenkomen met die van hoogopgeleiden. En mensen die door de mangel zijn gehaald door de overheid, zoals in de toeslagenaffaire, zijn het vertrouwen helemaal kwijt.’
Een andere zorgelijke ongelijkheid is volgens Van der Meer ontstaan doordat het thema vertrouwen een grote rol is gaan spelen in verkiezingen. ‘Er zijn altijd al wantrouwende burgers geweest, maar vroeger zaten burgers met en zonder vertrouwen bij dezelfde politieke partijen. We zien nu steeds meer mobilisatie van kiezers op het thema vertrouwen en als gevolg partijen voor vertrouwende kiezers enerzijds en voor wantrouwende kiezers anderzijds. Bijvoorbeeld D66 en GroenLinks tegenover Forum voor Democratie en de PVV.’
Zo groeien kiezers volgens hem uit elkaar en verschillen ze steeds meer op dit punt van politiek vertrouwen. Hij waarschuwt daarbij voor blind wan- en vertrouwen, ongeacht het handelen van de overheid. ‘Blind wantrouwende mensen kunnen hun geloof in de democratie verliezen, maar blind vertrouwende mensen kunnen juist een niet-functionerende overheid in het zadel houden.’