Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De voedselproductie leunt op de uitbuiting van werknemers en het milieu, zegt onderzoeker Vladimir Bogoeski. 'Het gebeurt veel dichter bij huis dan mensen denken.' Hij krijgt een Veni-beurs om duurzame alternatieven in Nederland onder de loep te nemen.

Je zegt dat werknemers in de voedselindustrie worden uitgebuit. Over wat voor situaties hebben we het dan?

‘Mensen denken intuïtief vaak aan Azië of andere delen van de wereld als het over uitbuiting van arbeiders gaat. Maar het gebeurt veel dichter bij huis dan ze verwachten: ook op de aspergevelden in Duitsland of in de vlees- en zuivelindustrie in Nederland. Werknemers, vaak uit Oost-Europa, werken en leven daar onder mensonterende omstandigheden in gedeelde en te dure accommodaties. We weten dat deze omstandigheden door de wet worden gecreëerd: door de strakke contracten tussen voedselproducenten en detailhandelaren en de socialezekerheidsregels die bepaalde arbeidsmigranten uitsluiten van ziektekostenverzekering en sociale uitkeringen. Dit creëert een beroepsbevolking die gemakkelijk uit te buiten is.’

Is het dan gewoon een kwestie van de wet aanpassen om uitbuiting te voorkomen?

‘We moeten de hele manier van denken ter discussie stellen. Het huidige systeem negeert de waarde van arbeid in de voedselproductie volledig. Met het project probeer ik te begrijpen wat voor soort arbeid duurzaam is in de voedselproductie. Om die vraag te beantwoorden ga ik gesprekken aan met boeren en kleinschalige voedselproducenten in Nederland die al experimenteren met nieuwe manieren van landbouw en voedselproductie. Het is vooral een bottom-up project. De volgende stap is om te kijken hoe de wet dit mogelijk kan maken. Zijn er fundamentele elementen in de wet die verbeteringen in de richting van duurzame arbeid in de voedselproductie in de weg staan? In hoeverre kunnen we ingrijpen met de huidige wettelijke kaders? Dat wordt het theoretische deel van mijn onderzoek.’

Copyright: Vladimir Bogoeski
We weten dat de voedselproductie op veel manieren bijdraagt aan klimaatproblemen

Je kijkt ook naar de klimaatproblemen die de voedselindustrie veroorzaakt. Hoe verhoudt zich dat tot de uitbuiting van arbeid?

‘Er is een momentum om de arbeidskant van voedselproductie aan te pakken vanwege de grotere klimaatdiscussie. We weten van de schadelijke effecten van pesticiden, ontbossing, vervuild land en water. We weten ook dat de voedselproductie op veel manieren bijdraagt aan klimaatproblemen. Terwijl het bewustzijn over voedselproductie zich om begrijpelijke redenen heeft toegespitst op de effecten ervan op het milieu, probeert mijn project de arbeidsdimensie aan dit debat toe te voegen. De voedselproductie is verantwoordelijk voor de uitbuiting op deze twee verschillende gebieden. Mijn project streeft ernaar om de arbeid aan te pakken in samenhang met het milieugedeelte.’

Betekent het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de impact op het milieu niet gewoon dat we meer moeten betalen voor voedsel?

‘Wat mij betreft is de huidige positie van arbeiders acuut genoeg om daar iets aan te doen. Maar dit is een veelgehoord argument tegen het verbeteren van de omstandigheden: voedsel moet voor iedereen beschikbaar zijn, dus we kunnen het systeem niet veranderen omdat het misschien tot hogere prijzen leidt. Ik denk niet dat het zo eenvoudig is. Voedselzekerheid is lang gebruikt als excuus om de arbeidsomstandigheden niet te verbeteren. Er is genoeg voedsel, zoveel weten we. En er zijn verschillende manieren om de arbeidsomstandigheden te verbeteren zonder dat er minder voedsel beschikbaar is. Ik zal daar zeker aandacht aan besteden in mijn onderzoek.’

Ga je ook kijken naar de opkomst van de Nederlandse boerenpartij (BBB)?

‘Het is onvermijdelijk om over de BBB te praten, omdat ik naar de voedselindustrie in Nederland kijk. Ik moet alleen een goede manier vinden om het te integreren in het onderzoek. Sommige kritiek die ze uiten namens boeren in Nederland zijn de moeite waard om serieus naar te kijken. Het is goed om die discussie aan te gaan, maar het is ook goed om een wetenschappelijk perspectief aan het debat toe te voegen. Dat betekent niet dat het een top down commentaar wordt, want ik zal mijn onderzoek baseren op gesprekken met boeren en voedselproducenten. Maar het wordt wel een ander perspectief op de discussie.’