Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Nemen mensen in groepen andere besluiten dan individueel en wat is de waarde van intuïtie bij het oplossen van complexe problemen? Het zijn vragen uit het snelgroeiende terrein van de gedragseconomie die Stephen Jagau beantwoordt in zijn proefschrift.

Geef iemand een groot getal op, zeg dit getal te onthouden en laat deze persoon tegelijk een complexe opdracht uitvoeren. Het is een van de vele gedragseconomische experimenten die Stephan Jagau de afgelopen jaren als promovendus bij de Amsterdam School of Economics (ASE) heeft bestudeerd. In dit geval leidt het moeten onthouden van het getal ervoor dat de proefpersoon niet de volle aandacht heeft bij de werkelijke opdracht. Het is een middel om een ‘intuïtieve’ beslissing te onderscheiden van een weloverwogen besluit.

Jagau promoveerde op 12 oktober op zijn proefschrift ‘Listen tot the Sirens; Understanding Psychological Mechanisms with Theory and Experimental Tests’. De drie daarin behandelde onderwerpen vallen onder wat tegenwoordig gedragseconomie wordt genoemd; het combineren van psychologische en emotionele elementen bij het nemen van economische beslissingen. Het doen van experimenten en het gebruik van mathematische modellen uit onder meer de speltheorie is een wezenlijk onderdeel van deze in de jaren zeventig opgekomen wetenschap, die grote bekendheid heeft gekregen door Nobelprijswinnaars als Daniel Kahneman en Richard Thaler.

Rubicon

De Duitser Jagau (28) behaalde de bachelor Management, filosofie en economie in Frankfurt. Inmiddels warm gemaakt voor een meer mathematische benadering, vervolgde hij zijn studie met een tweejarige onderzoeksmaster aan het Tinbergen Institute in Amsterdam, die hij cum laude afrondde. Zijn aansluitende promotie voltooide Jagau in drie jaar.

In juli werd Jagau geselecteerd voor het Rubicon-programma om onderzoek te doen in het buitenland. De komende drie jaar gaat Jagau als postdoc-onderzoeker aan de slag aan de universiteiten van Zurich en Californië. Voor het programma, dat wordt gefinancierd door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), werden uit 88 kandidaten 20 onderzoekers gekozen, waaronder 3 van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Rationeel versus beperkt

Jagau is een beoefenaar van ‘Behavioral economics’ of gedragseconomie. Deze richting is min of meer voortgekomen uit kritiek op het neoklassieke denken dat de economische wetenschap in de vorige eeuw domineerde. Een van de uitgangspunten van de neoklassieke theorie is dat economische actoren volledig rationeel zijn en bij hun beslissingen gebruikmaken van alle aanwezige informatie. Gedragseconomen gaan echter uit van beperkte rationaliteit en menen dat actoren, al dan niet systematisch, in hoge mate worden gestuurd door psychische en emotionele factoren.

Vanuit de klassieke theorie is lange tijd kritisch naar de nieuwe gedragseconomen gekeken. “Dit is deels omdat het nog aan een duidelijk theoretisch kader ontbreekt”, zegt Jagau. “Er worden weliswaar veel experimenten gedaan waaruit blijkt dat emoties een grote rol spelen bij economische besluitvorming, maar daarmee is niet gezegd dat hieruit duidelijke systematische kennis volgt.” Binnen de UvA, zo stelt Jagau vast, is de strijdbijl onder micro-economen - wat Jagau zelf is - allang begraven. Onder macro-economen is de controverse nog wel degelijk aanwezig.

Axioma’s

Niet toevallig gaat Jagau zich tijdens zijn buitenlandse onderzoek de komende jaren vooral bezighouden met theorievorming. “Het is zaak om eerst de axioma’s te vinden en om dan experimenten uit te voeren, zodat je beter kunt identificeren wat je zoekt en hoe experimenten eventueel met bepaalde psychische en emotionele factoren kunnen worden aangevuld. Het is daarbij tevens van belang om te bepalen welke factoren niet bruikbaar zijn.”

Dat gedragseconomie uiteindelijk een volwaardig en bruikbare wetenschap zal zijn, lijdt volgens Jagau geen twijfel. “De gedragseconomie heeft een enorm potentieel. Er gebeurt veel om mij heen wat in dezelfde richting gaat.” Bovendien heeft gedragseconomie het tij mee. “De mogelijkheden om empirisch onderzoek te doen, nemen razendsnel toe. Voorheen waren economen die gedrag wilden meten beperkt tot het houden van enquêtes. Tegenwoordig beschikken we over enorme externe data en nieuwe gegevens uit veldexperimenten, terwijl bijvoorbeeld ook de neurologie een duit in het zakje doet door bepaalde hersenactiviteit te meten”, zegt Jagau. “Dit biedt ons de mogelijkheid om betere en meer plausibele theorieën te formuleren waarin gedragsfactoren zijn verweven.”

Individu en groep

Jagau onderzocht voor zijn proefschrift onder meer het gedrag van het individu binnen een groep. “Uit experimenten blijkt dat de beslissing die iemand als individu neemt anders kan zijn dan wanneer iemand onderdeel is van een groep. Daarbij kan het zijn dat deze persoon als individu juist meer of juist minder risico neemt.” Jagau zette hiervoor experimenten op in de vorm van een loterij - een gebruikelijk opzet binnen de gedragseconomie -  waarbij bijvoorbeeld de keuze moet worden gemaakt tussen de winst op 20 euro en verlies van 10 euro, beide met een zekere kans. Elke persoon maakte daarbij steeds eerst een keuze voor zichzelf en daarna een binnen de groep.

“De beide keuzes zijn doorgaans consistent”, zegt Jagau, “maar in 30% van de gevallen is dat niet het geval. Het blijkt dat het een groot effect heeft wanneer een individu informatie heeft over de keuze van anderen in de groep. Mensen hebben een verlangen om zich te conformeren aan de wens van de meerderheid. Tevens heeft het invloed wanneer een individu verantwoordelijk wordt gemaakt voor de keuze van de hele groep.” Zijn experimenten voerde Jagau uit binnen CREED (Center for Research in Experimental Economics and political Decision Making).

Prisoner’s dilemma

Jagau maakte verder gebruik van onderzoek dat is gebaseerd op speltheoretische elementen en waarbij proefpersonen een ‘prisoners dilemma’ wordt voorgelegd, en voor de vraag komen te staan of ze met iemand willen samenwerken. Daarbij moeten de keuzes soms onder tijdsdruk worden gemaakt of worden de proefpersonen afgeleid, bijvoorbeeld omdat ze een groot getal moeten onthouden. “Mensen maken andere keuzes wanneer ze snel moeten beslissen dan wanneer ze de tijd krijgen om over een dilemma na te denken. We meten in welke situatie het beter is om intuïtief te vertrouwen en wanneer het beter is om eerst af te wachten. Dit kan van belang zijn als je in een omgeving zit waarin je kosten moet maken om te bepalen of je potentiële partners coöperatief zijn.”