Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De wereldwijde wooncrisis treft steeds meer landen. Vaak wordt daarbij gesproken over de zogenoemde ‘Generation rent’, een generatie jonge mensen die door de hoge huizenprijzen weinig kans heeft om huiseigenaar te worden. Nieuw onderzoek van UvA-promovendus Amber Howard laat echter zien dat de werkelijkheid niet zo eenduidig is: groeiende economische ongelijkheid bepaalt steeds meer wie van de jongvolwassenen wel of niet zelfstandig kan wonen. Howard verdedigt haar proefschrift op donderdag 5 juni aan de Universiteit van Amsterdam.

Howard combineerde nationale en stedelijke data uit Nederland en Australië om de gevolgen van decennia aan hervormingen in het woningbeleid in kaart te brengen. Daaruit blijkt dat de toegang tot betaalbare, langdurige woonruimte voor veel jonge mensen – vooral in grote steden zoals Amsterdam – sterk is afgenomen. Door de liberalisering van de woningmarkt zijn dure huurwoningen in de vrije sector toegenomen. Tegelijkertijd zijn de kansen op een sociale-huurwoning afgenomen en is een koopwoning onbereikbaar voor velen uit de lage- en middeninkomensgroepen.

Meer dan een financieel vraagstuk

De druk op de woningmarkt leidt ertoe dat steeds meer jonge mensen tot ver in de twintig of zelfs dertig bij hun ouders blijven wonen. Dat is te zien bij alle inkomensgroepen, maar vooral bij lagere inkomens. Het samenwonen met ouders is dan uit economische noodzaak en geen persoonlijke keuze. Het langer bij hun ouders wonen heeft ook gevolgen voor de mentale gezondheid van jongvolwassenen. Howard zag een duidelijke associatie tussen thuiswonen en een slechtere mentale gezondheid, met name bij oudere jongvolwassenen en vrouwen, en in plattelandsgebieden. Dit maakt duidelijk dat woonomstandigheden meer zijn dan alleen een financieel vraagstuk: ze hebben directe invloed op het welzijn en de levenskwaliteit van jonge mensen.

Klassenverschillen

Howard wijst ook op een groeiende polarisatie in woonuitkomsten. Waar woonproblemen eerst vooral lage-inkomensgroepen troffen, krijgen nu ook middeninkomens ermee te maken. Veelverdienende jongvolwassenen blijven daarentegen grotendeels buiten schot. Dit toont aan dat het generatiedenken tekortschiet: woonongelijkheid draait in toenemende mate om klassenverschillen. Ze pleit dan ook voor een meer genuanceerde blik op de woonrealiteit van jonge mensen. De wisselwerking tussen woonsituatie, familieachtergrond, geografische context en nationaal woonbeleid zorgt voor een divers landschap van ervaringen – sommige gekenmerkt door kansen, andere door beperkingen en uitsluiting.

Dezelfde trends

Uit de analyse van Howard komt ook naar voren dat Nederland en Australië, ondanks verschillen in verzorgingsstaat en woontradities, kampen met dezelfde trends: een grotere afhankelijkheid van de vrije-huursector, afnemende toegang tot sociale-huurwoningen en uitgestelde stappen naar zelfstandig wonen. Dat duidt volgens Howard op een dieperliggende invloed van marktgestuurde woningstelsels op de levensloop van jonge mensen – ongeacht het land waarin ze wonen.

Nieuw beleid

‘Beleidsmakers zouden hun ideeën over de ontstane situatie moeten herzien’, stelt Howard. ‘In plaats van jonge mensen als één homogene groep te benaderen, moeten we beleid ontwikkelen dat rekening houdt met klassenverschillen en context. Als we echt willen begrijpen hoe wooncarrières van jongvolwassenen verlopen, moeten we niet alleen kijken naar eigendomscijfers en huurstatistieken, maar ook naar de relatie met ongelijkheid, mentale gezondheid en levenskansen op de lange termijn.’

Promotiegevens

Amber Howard: Housing Inequality in Young Adulthood. Promotoren zijn prof. dr. R. Ronald en prof. dr. R.J. Bentley. Copromotor is dr. C. Hochstenbach.

Tijd en locatie

De promotie van Howard vindt plaats op donderdag 5 juni, om 11.00 uur, in de Aula van de UvA.