Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Boeren krijgen wereldwijd te maken met meer plagen, minder biodiversiteit en de druk om minder pesticiden te gebruiken. Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam laat zien dat de natuur zelf een groot deel van het werk kan doen, als we het landbouwlandschap daar slim op aanpassen. UvA-ecoloog Laura Mansier onderzocht hoe bloemrijke akkerranden, meer variatie in gewassen en strategisch geplaatste struiken of bomen nuttige insecten helpen. Die insecten kunnen plagen beter onder controle houden.

Mansier richt zich op zogeheten ‘natuurlijke vijanden’: insecten die plaaginsecten opeten. Denk aan zweefvliegen, lieveheersbeestjes, gaasvliegen en parasitaire wespen. Deze soorten zijn belangrijke bondgenoten voor boeren omdat ze bijvoorbeeld bladluizen opruimen.

Door jarenlange intensieve landbouw zijn veel gebieden echter veranderd in grote monoculturen. Daar vinden deze nuttige insecten weinig voedsel of schuilplekken: nectar, pollen, beschutting en verschillende soorten prooien zijn er schaars of afwezig.

‘We zien plaagbestrijding vaak als iets dat je moet kopen of toepassen,’ zegt Mansier. ‘Maar de natuur heeft al heel effectieve oplossingen, als we maar zorgen dat de omstandigheden goed zijn.’

Verschillende plekken nodig door het jaar heen

Volgens Mansier hebben nuttige insecten niet het hele jaar door hetzelfde nodig. In het voorjaar zoeken ze andere bronnen dan in de zomer of herfst. Eén soort habitat is dus niet genoeg. Ze hebben een mix van plekken nodig, een idee dat ‘landschapscomplementatie’ heet.

‘Zie het als een buffet dat het hele jaar open is,’ legt Mansier uit. ‘Als er steeds voedsel en schuilplekken zijn, kunnen natuurlijke vijanden overleven, zich voortplanten en plaagpopulaties laag houden. Vallen die bronnen ineens weg, dan stort het hele systeem in.’

Bloemenranden werken alleen als je ze goed kiest

Bloemenranden – ingezaaide stroken met bloeiende planten langs akkers – worden steeds vaker gebruikt om natuurlijke plaagbestrijding te ondersteunen. Ze kunnen nuttige insecten helpen, maar niet elke bloemenrand heeft effect. Mansier keek naar 75 studies en zag dat veel randen niet werken omdat:

  • de verkeerde plantensoorten zijn gekozen, of
  • de bloemen bloeien op momenten dat de insecten ze niet nodig hebben.

Bloemenranden die speciaal worden samengesteld voor natuurlijke vijanden werken wél veel beter.

Duurzame landbouw betekent niet terug naar vroeger. Het betekent ecologische kennis gebruiken om slimmer te boeren. Laura Mansier

‘Het is niet genoeg om zomaar “iets met bloemen” te zaaien en te hopen op het beste,’ zegt ze. ‘Welke soorten je kiest maakt enorm uit, zeker voor insecten zoals zweefvliegen die maar bij bepaalde bloemen terechtkunnen.’

Houtige elementen en akkers zelf zijn belangrijker dan gedacht

Om beter te begrijpen hoe habitats op landbouwlandschappen inwerken, bouwde Mansier modellen gericht op zweefvliegen en bladluizen. Daaruit blijkt dat struiken en bomen (houtige habitats) heel belangrijk zijn. Ze leveren vroeg en laat in het seizoen nectar en prooien, juist als akkers dat nog niet doen.

Opvallend: ook akkers zelf kunnen een belangrijke bron zijn van nuttige insecten. Dat is anders dan lang werd aangenomen, want meestal werd gedacht dat vooral halfnatuurlijke randen het verschil maken.

Beheer en timing maken het verschil

Niet alleen wat er in het landschap staat is belangrijk, maar ook hoe je het beheert. Als er bijvoorbeeld te vroeg wordt gemaaid of geoogst, verdwijnen voedsel en schuilplekken ineens. Daardoor kunnen populaties nuttige insecten net op het verkeerde moment instorten. Het aanpassen van maaischema’s of het gefaseerd beheren van percelen voorkomt zulke ‘gaten’ in het aanbod.

‘Boeren hoeven niet meteen alles om te gooien,’ zegt Mansier. ‘Kleine aanpassingen op het juiste moment, zoals maaien een paar weken uitstellen, kunnen een enorm verschil maken voor het overleven van natuurlijke vijanden.’

Naar een duurzamere landbouw

Mansiers onderzoek geeft een duidelijke route: maak landbouwgebieden gevarieerder. Door houtige vegetatie, goed ontworpen bloemenranden en verschillende gewassen te combineren, kunnen natuurlijke vijanden beter overleven. Zo wordt de plaagdruk lager, zijn minder pesticiden nodig en krijgt biodiversiteit meer ruimte.

‘Duurzame landbouw betekent niet terug naar vroeger,’ zegt Mansier. ‘Het betekent ecologische kennis gebruiken om slimmer te boeren. Als we landschappen maken die nuttige insecten ondersteunen, bouwen we aan een sterk en toekomstbestendig voedselsysteem.’