Bijzonder hoogleraar Musical Millie Taylor houdt oratie aan UvA
28 september 2021
Megamusicals zijn de grootschalige commerciële musicals die in de jaren zeventig en tachtig opkwamen in het Verenigd Koninkrijk. Het begon in 1971 met Jesus Christ Superstar (1971), gevolgd door andere musicals zoals Cats (1980) en Les Misérables (1985). De musicals, die in het Verenigd Koninkrijk werden geproduceerd door The Really Useful Group (van Andrew Lloyd Webber) en Cameron Mackintosh, werden later gevolgd in de Verenigde Staten door Disney Theatrical Productions met Beauty and the Beast (1994), The Lion King (1997) en tal van andere producties en door veel andere producenten, waaronder Stage Entertainment in Europa, met als hoogtepunt het recente succes van Hamilton (2015). Megamusicals zijn vaak volledig gecomponeerd (bijna volledig gezongen) en maken gebruik van een combinatie van pop/rockmuziek en muziek in de stijl van het muziektheater. De vormgeving is spectaculair en megamusicals hebben meestal epische verhaallijnen en universele thema's. Op die manier zijn ze aansprekend voor een wereldwijd publiek, met op verschillende plekken vergelijkbare logo's, marketingcampagnes en merchandising.
‘In de academische wereld en in de media zijn megamusicals vaak bekritiseerd, doordat ze veelal vergelijkbare patronen volgen waarin bepaalde zang- en speltechnieken gemeengoed zijn geworden’, vertelt Taylor. ‘Daar kan tegenin gebracht worden dat het publiek overal ter wereld werk van vergelijkbare kwaliteit te zien krijgt en dat de financiële opbrengsten niet alleen de theaters maar ook – via toerisme – de steden ten goede komen. De laatste tijd is er binnen de wetenschap meer aandacht gekomen voor de bewerkingen die musicals ondergaan bij de vertaling ervan naar andere landen. Dit weerspreekt het idee dat megamusicals zouden steunen op performers opgeleid tot marionetten die rollen reproduceren in plaats van ze creëren.’
In plaats van na te denken over megamusicals in relatie tot globalisering en de economie wil Taylor de netwerken en ecosystemen onderzoeken die megamusicals voortbrengen. Zo'n ecosysteem omvat niet alleen de internationale megamusicals en de theaters waar ze gevestigd zijn, maar ook relaties met commerciële en gesubsidieerde theaters, nationale en internationale tournees, kleinschalige lokale evenementen, schoolmusicals en gemeenschapsprojecten, en ook conservatoria en andere opleidingen voor performers en creatives. Taylor kiest voor het idee van een ecosysteem, omdat dit een netwerk impliceert dat dynamisch en onderling afhankelijk is, waar communicatie en uitwisselingen plaatsvinden, met relaties tussen structuren, instituties en lagen.
Taylor: ‘De vraag naar theaters, creatieve teams, performers en technici betekent dat zich door het succes van de megamusicals een infrastructuur ontwikkelt die tot innovatie kan leiden. Ten eerste heeft de infrastructuur en het financiële succes een trickle-down effect dat leidt tot meer theaters en meer beoefenaars. Dat gaat niet alleen op voor megamusicals, maar ook voor het muziektheater in bredere zin, bijvoorbeeld in lokale voorstellingen, regionale tournees of internationale voorstellingen. Ten tweede kan vernieuwing ontstaan in de musicals zelf, doordat hoogopgeleide creatieve professionals de vorm kunnen ontwikkelen om hun eigen verhalen te vertellen. Ook dit kan op elk niveau gebeuren, van lokale praktijken tot megamusicals, en is een veel langzamer verlopend proces.’
In haar oratie borduurt Taylor voort op haar onderzoek naar musicals in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten; ze verkent dat nu verder in relatie tot de Nederlandse context.
De oratie, getiteld Global markets and local communities: Exploring the ecology of musical theatre in the Netherlands, vindt plaats op vrijdag 15 oktober, om 16.00 uur, in de Aula van de UvA. De voertaal is Engels.