Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De afgelopen jaren is het aantal particuliere kunstmusea enorm toegenomen. Tegenwoordig zijn er wereldwijd ten minste 446. Deze musea zou je kunnen zien als een filantropische geste van hun oprichters, waarmee ze particuliere verzamelingen voor het publiek toegankelijk maken. Maar dat is niet het hele verhaal. Een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam heeft gegevens in kaart gebracht over de oprichters, omvang en wereldwijde verdeling van de huidige particuliere musea voor hedendaagse kunst. En uit hun bevindingen blijkt hoe de opkomst van deze instellingen een afspiegeling is van de aanhoudende ongelijkheden in de kunstwereld.

De hausse aan particuliere musea is in de kunstwereld onderwerp geweest van verhitte discussie. Wat betekent die hausse voor het publieke domein? Hoe verhoudt de koopkracht en invloed van particuliere musea zich tot die van publieke musea? In hoeverre zijn de persoonlijke voorkeuren van de verzamelaars van invloed op de kunst die nu in opdracht wordt gemaakt en die in tentoonstellingen en canons wordt opgenomen? Hoogleraar Sociologie Olav Velthuis en zijn onderzoeksteam presenteren het eerste systematische overzicht van particuliere kunstmusea, waaronder oprichtingsdatums, geografische verdeling, omvang, focus van collectie en aanwezigheid op sociale media. Ook keek het team naar bepaalde kerngegevens van de oprichters van de musea, zoals geslacht, leeftijd en zakelijke achtergrond.

Volgens de onderzoekers bevestigen de gegevens dat er sprake is van een aantal voortdurende ongelijkheden in de kunstwereld. Velthuis: ‘Particuliere musea zijn een afspiegeling van de toenemende ongelijkheid in inkomen en vermogen, brengen de aanhoudende genderongelijkheid in de kunstwereld tot uiting en benadrukken ook geografische ongelijkheden.’

Olav Velthuis
Copyright: UvA
Door middel van hun particuliere musea bepalen miljardairs steeds meer welke kunst in de publieke sfeer te zien is en leggen ze hun eigen smaak aan een breder publiek op. Olav Velthuis

Bepaald door miljardairs

‘Gezien de hoge kosten die het oprichten en uitbaten van een particulier museum met zich meebrengt, is de hausse aan particuliere musea in de 21e eeuw duidelijk mede gevolg van de toenemende ongelijkheid in inkomen en vermogen wereldwijd,’ aldus Velthuis.

Aan de hand van publiek beschikbare bronnen heeft het team het vermogen achterhaald van 58 personen, die in totaal 75 musea hebben opgericht. Deze personen bezaten gemiddeld bijna 11 miljard dollar aan vermogen. Zevenendertig van hen staan of hebben gestaan op de World’s Billionaires List van Forbes. ‘Door middel van hun particuliere musea bepalen miljardairs steeds meer welke kunst in de publieke sfeer te zien is en leggen ze hun eigen smaak aan een breder publiek op,’ aldus Velthuis.

Slechts 16% opgericht door vrouwen

Ook de voortdurende genderongelijkheid in de kunstwereld komt in de particuliere musea tot uiting. Het onderzoeksteam onthult dat slechts 16% van de musea is opgericht door vrouwen, terwijl 58% is geopend door mannen. 26% van de musea is geopend door stellen.

Ten slotte onderstreept de hausse aan particuliere musea de geografische ongelijkheden in de kunstwereld, met name tussen het Noorden en het Zuiden. Particuliere kunstmusea zijn in 58 landen te vinden, maar nog altijd staan veruit de meeste in Europa (50%), Azië (28%) en Noord-Amerika (15%). ‘Daarentegen is het aantal particuliere musea nog altijd opmerkelijk laag in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (4%), Afrika (2%), en Oceanië (2%).’

Relatief fragiele instellingen

Ook al schieten particuliere musea als paddenstoelen uit de grond, het blijven fragiele instellingen. Sinds het jaar 2000 hebben 71 van dergelijke musea de deuren gesloten en zijn 24 andere omgevormd tot of opgenomen in publieke musea. De redenen voor sluiting zijn voornamelijk financieel van aard. ‘Aangezien ze slechts beperkt toegang hebben tot publieke financiering of slechts met moeite donaties van andere filantropen kunnen loskrijgen, hebben ze gewoonlijk blijvende geldelijke ondersteuning of een grote donatie van hun oprichter nodig, anders raken ze heel snel in financiële moeilijkheden,’ aldus Velthuis.