Rob van der Zalm is als universitair docent verbonden aan de Leerstoelgroep Theaterwetenschap van de UvA. Als specialist op het gebied van de Nederlandse theatergeschiedenis is hij ook lang werkzaam geweest bij Theater Instituut Nederland (TIN), dat eind 2013 vanwege de bezuinigingen de deuren moest sluiten. Hij promoveerde in 1999 op een onderzoek naar de ensceneringsgeschiedenis van Ibsen in Nederland en voerde in 2011 - samen met Suze van der Poll - de redactie over een Nederlandse bloemlezing uit de brieven van Ibsen. Daarnaast publiceerde hij onder andere monografieën over de theatermakers Shireen Strooker en Hans Croiset. In 2003 stelde hij de grote overzichtstentoonstelling Speelruimte samen, die een beeld gaf van 1000 jaar Nederlandse theatergeschiedenis. Verder was hij medesamensteller van onder andere de tentoonstellingen Theater na Tomaat (2009), Wie is de nar? Spelen met de macht (2012), Carré, 125 jaar Koninklijk circus en theater (2012), ShakespeareNL (2016) en Publiek in Beeld. Martin Monnickendam 1874-1943. Sinds begin 2013 is de collectie van TIN ondergebracht bij Bijzondere Collecties van de UvA (Theatercollectie Allard Pierson). In de afgelopen jaren is er een leerlijn ontwikkeld die studenten van de opleiding Theaterwetenschap de gelegenheid biedt om actief bij te dragen aan de verdere ontsluiting ván en het onderzoek náar deze omvangrijke en unieke theatercollectie.
Samen met Hans van Keulen (conservator Podiumkunsten van het Allard Pierson) was ik verantwoordelijk voor de samenstelling van de tentoonstelling Publiek in beeld. De daar getoonde schilderijen en tekeningen van Martin Monnickendam (1874-1943) die door tijdgenoten ook wel de ‘schouwburgschilder’ werd genoemd, geven ons een inkijkje in de loges en balkons van de Amsterdamse theaters uit het begin van de twintigste eeuw. De tentoonstelling is de feestelijke aftrap van het 100-jarige jubileum van de theatercollectie, die sinds 2013 wordt beheerd door het Allard Pierson. Daarnaast is 2024 ook het 150e geboortejaar van Monnickendam. Bij de opening van de tentoonstelling werd ook het boek Martin Monnickendam in Amsterdam (Waanders, Zwolle) gepresenteerd. In een van de daarin opgenomen essays ga ik dieper in op het werk van deze 'schouwburgschilder'.
Van oktober 2024 tot en met februari 2025 wordt het eeuwfeest van de Theatercollectie Allard Pierson gevierd. Het is dan precies 100 jaar geleden dat leden van het Nederlandsch Tooneelverbond besloten om over te gaan tot de stichting van een Tooneelmuseum. De aankoop van een grote particuliere theatercollectie was het begin; een echt musem kwam er (pas) in 1960, toen de gemeente Amsterdam een groot pand aan de Herengracht beschikbaar stelde. Sinds 2013 is die collectie ondergebracht bij het Allard Pierson, de bijzondere collecties van de UvA. Het eerste evenement is een tentoonstelling met het werk van de schilder Martin Monnickendam, die tussen 1900 en 1930 in een groot aantal schetsen en schilderijen het Amsterdamse theaterpublieke van zijn tijd vastlegde. Op 27 en 28 februari wordt er een congres georganiseerd onder de titel Archief Speculatief, georganiseerd door Allard Pierson en het Instituut voor Theaterwetenschap. Tijdens dat symposium zal ook een monumentaal boek over de theatercollectie worden gepresenteerd.
Deze maand (september 2020) verschijnt bij AUP de essaybundel In reprise. In deze bundel houden neerlandici, theaterwetenschappers en dramaturgen tweeëntwintig Nederlandse en Vlaamse toneelteksten tegen het licht; teksten van Joost van den Vondel, Pieter Langendijk, Judith Herzberg, Esther Gerritsen, Tom Lanoye, Lot Vekemans en anderen. De auteurs betogen op een aanstekelijke en enthousiaste manier dat de toneelteksten die zij centraal stellen niet alleen mooi en interessant zijn, maar ook actueel en relevant. Ze hebben ook het publiek en de theaterprofessionals van vandaag nog veel te zeggen. De bundel is te koop voor 24,99 euro. Zie voor meer informatie de website van AUP. Zie hieronder ook de informatie over het project In reprise en de bijbehorende website
Via de website van Cultuurpers ('want er wordt al genoeg onzin verteld over de kunst') is het gesprek terug te luisteren dat Wijbrand Schaap voerde met mij en met Marlies Oele, naar aanleiding van de bundel In reprise en een nieuwe online theaterboekhandel (Theaterboekhandel.nl).
Op 28 oktober 2016 werd bij de KNAW de website In reprise gelanceerd. Doel van de website is belangstelling genereren voor Nederlandse toneelteksten. Het gaat hier om een intitaitef van Bart Ramakers (RUG), René van Stipriaan (DW Projecten vof) en mijzelf. Zie www.inreprise.org
In reprise wil Nederlandse toneelstukken, die ooit volle zalen trokken en die acteurs én het publiek tot geestdrift brachten, opnieuw onder de aandacht brengen. Dat gebeurt vanuit de overtuiging dat iedere bloeiende theatercultuur een verzameling canonieke teksten moet hebben; teksten die om de zoveel tijd door een nieuwe generatie theatermakers tegen het licht moeten worden gehouden. Alleen op die manier kan het theater spiegel van zijn tijd zijn, en tegelijkertijd de historische diepte van een thema of ontwikkeling zichtbaar maken. In Nederland bestaat zo’n reeks canonieke teksten helaas niet, dit in tegenstelling tot de ons omringende landen. Dat moest anders, vonden we. Met de hulp van meer dan dertig experts kwamen we tot een lijst van 100 belangwekkende en speelbare stukken. Een enquête - waaraan iedere toneelliefhebber mee kon doen - leverde vervolgens een top 25 op. Zowel die lijst van 100, als die top 25 zijn nu op deze website terug te vinden. In samenwerking met de vier Nederlandse theaterscholen zijn er de afgelopen jaren verschillende stukken uit de lijst professioneel geensceneerd. In september 2020 verscheen er een essaybunden (zie hierboven).
Tijdens de corona-crisis werd ik uitgenodigd om fragmenten bij te dragen aan de website Het Verblijf, een initiatief van Neerlandicus Marc van Oostendorp. Tot aan dag 67 was er nog niemand die voor een toneelfragment gekozen had. Tekenend!? Uit de honderd stukken in onze longlist koos ik De wijze kater (1917) van Herman Heijermans. Voor dag 164 las ik twee fragmenten uit Kras (1985) van Judith Herzberg.
Op maandag 10 juni 2019 is in het Louis Couperus Museum in Den Haag het door mij geschreven zeventiende Couperus Cahier gepresenteerd: Tot leven gewekte verbeelding. Couperus en het toneel.
De afgelopen honderd jaar zijn veel romans van Couperus bewerkt voor het toneel, van Eline Vere en De boeken der kleine zielen tot De stille kracht. In dit cahier schets ik de geschiedenis van deze bewerkingen, de verschillende invalshoeken en de keuzes waarvoor de bewerkers zich gesteld zagen. Ik doe dit tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in het Nederlandse theater vanaf de jaren zeventig. Ten slotte probeer ik de lezer ervan te overtuigen dat Couperus en zijn romans veel te winnen hebben bij deze toneelversies van zijn werk. Het cahier is fraai geïllustreerd met foto’s van Couperus-voorstellingen. Dit cahier stond onder redactie van Mary Kemperink, Gé Vaartjes, Petra Teunissen, Hans Kreuzen en Marianne Hezemans (eindredactie).
Bestelwijze
U kunt een cahier bestellen (prijs € 13,32 inclusief verzendkosten) via http://betalen.louiscouperus.nl/webshop.php. Klik op de button ‘webshop’. U kunt ook reeds verschenen Couperus Cahiers - indien leverbaar - nabestellen in deze webshop. Prijzen zijn inclusief verzendkosten.
Samen met Frans Blom (Neerlandistiek) en pre-PHD Charlotte Vrielink werk ik momenteel aan het project ONSTAGE. Doel is het reconstrueren van het repertoire zoals dat in de Amsterdamse Schouwburg gespeeld is vanaf 1638. Met behulp van studentassistenten hebben we het afgelopen jaar de data over de periode 1774 - 1925 kunnen verzamelen. Momenteel werken we aan het zgn. verrijken van de data en het formuleren van een PHD-project. Voor de periode 1638 - 1772 zijn de data al in een eerder stadium verzameld en verrijkt. Zie verder http://www.vondel.humanities.uva.nl/onstage/
Door Charlotte Vrielink is er in 2019 - als onderdeel van het project - een fantastische digitale kaart gemaakt. Via deze link kun je volgen hoe het Amsterdamse theaterveld in de loop der eeuwen groeide en bloeide (en soms ook kromp). En hoe de theater'hubs' zich door de stad verplaatsten.
In mei 2018 verscheen bij Palgrave Macmillan het boek Reconsidering National Plays in Europe, waar ik samen met Suze van der Poll de redactie over voerde. In acht essays, van acht (voornamelijk) UvA-collega's, worden acht verschillende 'nationale stukken' in acht Europese landen voorgesteld en geanalyseerd. Titels die de revue paseren zijn onder meer Peer Gynt (Ibsen), Die Räuber en Wilhem Tell (Schiller), Bánk Bán (Kantona), Tartuffe (Molière), Gustav Vasa (Strindberg) en - last but not least - Op hoop van zegen (Heijermans). Vragen die in deze bundel aan de orde komen zijn: wat maakt een stuk tot een nationaal stuk en op welke manier wordt het vraagstuk van 'nationale identiteit' erin gethematiseerd? Wordt het idee van een (vermeende) nationale identiteit in de opeenvolgende ensceneringen van deze stukken omarmd en versterkt, of wordt er juist met een kritische blik naar gekeken?
Van 16 december 2016 tot 7 mei 2017 was bij de Bijzondere Collecties van de UvA een tentoonstelling over Sahkespearwe in Nederland te zien die ik - als gastconservator - samenstelde, samen met Hans van Keulen (BC). Zie verder http://tin.nl/tentoonstelling-shakespeare-nederland/
De invloed van William Shakespeare op het theater en de taal is enorm, ook in Nederland. Haarscherp ontleedde hij in zijn toneelstukken ambities en hartstochten die iedereen herkent. Zijn onovertroffen verzen hebben nog niets aan glans en betekenis verloren. Vierhonderd jaar na zijn dood is Shakespeare wereldberoemd.
Wat is het geheim van Shakespeare? De tentoonstelling ShakespeareNL wil een antwoord op die vraag geven en brengt de invloed in beeld van een van de meest gespeelde en geliefde toneelauteurs ooit. De nadruk ligt op de furore die zijn werk in Nederland gemaakt heeft.
Op 24 en 25 oktober 2014 vierde het Instituut voor Theaterwetenschap het vijftigjarig bestaan. Dat gebeurde met een tweedaagse conferentie en een jubileumbundel, onder redactie van Sylvia Alting van Geusau, Peter Eversmann en Rob van der Zalm. In deze bundel komen onderwerpen aan de orde als: hoe kwam de benoeming van de eerste hoogleraar, Hunningher, tot stand; hoe positioneerde hij zijn instituut ten opzichte van de Duitse en de Angelsaksische traditie; hoe ontwikkelde het onderwijs- en het onderzoeksprogramma zich en op welke manier heeft Theaterwetenschap Amsterdam bijgedragen aan de kennis van het theater in Nederland en aan de Nederlandse theaterpraktijk.Maar er wordt ook vooruitgekeken: wat zijn de consequenties van de voortschrijdende internationalisering en wat zou de taak van de theaterwetenschap in de 21ste eeuw kunnen zijn.? En uiteraard is er uitgebreid aandacht voor de rol die de eigen, unieke theaterzaal gedurende de afgelopen vijftig jaar gespeeld heeft. En nog steeds speelt!
In februari 2011 verscheen bij de Arbeiderspers een bundel met brieven van de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen (1828-1906). Het betekende de afronding van een project waaraan ik jarenlang gewerkt had, samen met mijn UvA-collega Suze van der Poll en twee andere scandinavisten (Jeanne Dullaert en Sjoukje Marsman). De bundel is opgenomen in de reeks Privé-domein onder de titel De zomer beschrijf je het best op een winterdag .
Hildo Krop (1884-1970) is vooral bekend als de stadsbeeldhouwer van Amsterdam. Hij decoreerde talloze hoofdstedelijke bruggen en gebouwen. In de jaren twintig van de vorige eeuwraakte Krop echter ook betrokken bij het Nederlandse theater. De destijds gevierde danseres-choreografe Gertrud Leistikow (1885- 1948) en de acteur-regisseur Albert van Dalsum (1889-1971) vroegen hem een aantal theatermaskers te maken. Dat deed Krop; tussen 1922 en 1933 zou hij er ongeveer twintig maken. Krops maskers werden destijds gezien als de mooist denkbare voor het moderne theater. De Ierse dichter W.B. Yeats had er bijvoorbeeld veel bewondering voor en vroeg er vijf in bruikleen. De maskers die op het toneel gedragen werden, waren van papier-maché en dus uiterst kwetsbaar. De meeste zijn dan ook verloren gegaan, op drie na. De gipsen exemplaren, die Krop voor zijn eigen archief vervaardigde, zijn gelukkig wel allemaal bewaard gebleven. Al dit materiaal was tussen mei 2010 en april 2012 te zien in de tentoonstelling 'Dans- en toneelmaskers van Hildo Krop' in Villa Rams Woerthe in Steenwijk. De tentoonstelling was een co-productie van Theater Instituut Nederland en Instituut Collectie Krop. Bij de tentoonstelling verscheen een catalogus die ik schreef i.s.m. Sylvia Alting van Geusau, een van onze studenten.
In maart 2012 organiseerde TIN in Den Haag de tentoonstelling 'Wie is de nar? Spelen met de macht '. Het TIN - dat vecht om vanaf 2013 als Theatermuseum door te kunnen gaan - bracht met deze tentoonstelling een zoektocht naar narren van toenen nu, in de politiek en het theater, geïllustreerd met unieke foto's affiches en objecten uit de eigen collectie. De tentoonstelling genereerde heel veel publiciteit. De recensies waren zonder uitzondering zeer positief. Helaas heeft dat alles niet het gewenste effect gehad. Het Theatemuseum is er niet gekomen. De collectie van TIN is overgegaan naar Bijzondere Collecties van de UvA.
Al tijdens zijn leven werd de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen (1828-1906) gelauwerd als 'de Shakespeare van de moderne tijd', onder meer omdat hij, door zijn groot psychologisch inzicht, een aantal onvergetelijke personages creëerde. In 1889 betekende een enscenering van Een poppenhuis zijn doorbraak in Nederland. Vanaf dat moment behoort Ibsens werk ook hier tot het klassieke repertoire.
Ibsen op de planken ontrafelt wat er in de loopvan 115 jaar veranderde in de manier waarop stukken als Een poppenhuis , Spoken en Hedda Gabler werden opgevoerd en wat de consequenties daarvan waren voor de betekenis van deze stukken. Hiermee brengt dit boek ook een eeuw Nederlandse toneelgeschiedenis in kaart.
Ibsen op de planken is o.m. te bestellen bij de auteur.
Van februari 2003 tot april 2005 was in Theater Instituut Nederland de tentoonstelling Speelruimte te zien, samengestelddoor Rob van der Zalm (verleden) en Annemieke Keurentjes (heden). Iedere zaal stond voor een andere periode, waar steeds een bepaalde speelruimte en een bepaald soort publiek bij hoort. Op die tentoonstelling was een heel scala aan affiches, kostuums, tekeningen, maquettes, foto'sen schilderijen uit de bijzondere collecties van het TheaterInstituut te zien.
Published on the occasion of two exhibitions (in Amsterdam and in Assen) on the life and works of Frits Lensvelt. This versatile and influential Dutchdesigner and artist, who is probably best known in the world of theatre for his designs of stage decors, also made a name for himself as a book decorator and illustrator, a designer of decorative lamps, and as an interior architect. Licht als leidraad consists of contributions byTuja van den Berg ('Leven en werk van Frits Lensvelt'), Rob van der Zalm ('Frits Lensvelt en het toneel'), Henriëtte Wijmenga ('Frits Lensvelt als ontwerper van lampen en als binnenhuisarchitect') en Jan Storm van Leeuwen ('Frits Lensvelt en het boek')
Niemand in Nederland heeft de naoorlogse toneelgeschiedenis zozeer 'meegemaakt' als Hans Croiset. Hans Croiset (1935) stamt uit een echt acteursgeslachten leerde het vak van zijn vader.Zijn eerste hoofdrol speeldehij op negentienjarige leeftijd; al snel daarna volgde zijn eerste regie. Nog voor zijn dertigste was hij artistiek leider van een groot gezelschap. Acteur, regisseur en artistiek leider is Croiset zijn hele verdere carrière gebleven. Hij heeft er altijd voor geijverd om klassieke schrijvers als Shakespeare, Tsjechov en Brecht voor een breed publiek toegankelijk te maken. Een van zijn grote verdiensten is daarbij dat hij onze eigen Vondelvoor de vergetelheid heeft behoed. In deze monografie komen alle aspecten van Croisets carrière uitgebreid aan bod.
Hans Croiset. Theatermaker werd geschreven i.s.m. Xandra Knebel. Het boek is verramsjt en is onder meer te koop bij De Slegte!
In deze monografie beschrijft Rob van derZalm de theatercarrière van Shireen Strooker (1935). Na haar opleiding aan de Amsterdamse Toneelschool begon ShireenStrooker haar theatercarrière in 1957 als actrice.In de jaren zestig breidde zij haar werkgebied uit door ook te gaan regisseren. Doorde invloed van de Engelse regisseur Adrian Brine - die haar in 1965 de ogen opende voor wat er met theater allemaal mogelijk was - werden Strookersregies steedsexperimenteler. In 1970 was zij één van de oprichters van het Werkteater, het illustere gezelschap dat het Nederlands theaterlandschap voorgoed veranderde met voorstellingen voor en óver gewone mensen, vol herkenbare situaties en emoties. Onderwerpen die werden aangesneden varieerden van ruzie met de baas en criminaliteit tot ziekte, afscheid en dood. De laatste jaren van haar carrière regisseerde Strooker vooral bij haar eigen gezelschap Stichting Strooker, Het Nationaal Toneel en Joop van den Ende Theaterproducties. Ook realiseerde ze met jonge semi-professionals een aantal interculturele producties.
Shireen Strooker. Theatermaker is niet meer via de boekhandel leverbaar. De auteur heeft nog een doosje staan!
Op een gegeven moment is het zover: dan moet je een onderwerp zoeken waar je je een flink aantal weken intensief mee bezig wilt houden. En waar je vervolgens een scriptie uit moet brouwen, die, als het even kan, ook enige relevantie bezit. Nog steeds geldt dat er relatief weinig onderzoek wordt gedaan naar de Nederlandse theatergeschiedenis. Scriptie-onderwerpen te over dus. Ik heb ergens nog wel een lijstje met wat sugesties!