7 november 2022
Een onderzoeksteam heeft in een gebied met grazende zeeschildpadden de waarde van zeegras-ecosystemen geanalyseerd (waarbij bijvoorbeeld naar kustbescherming en koolstofopslag werd gekeken). Via experimenten bepaalden ze het effect van de zich herstellende populaties schildpadden op het functioneren van het ecosysteem. Het team, onder leiding van de Wageningen University, met collega's uit Nederland en het Caribisch gebied, publiceerde hun bevindingen onlangs in Global Change Biology.
Velden met zeegras voorzien ons van verschillende diensten. Ze vormen bijvoorbeeld een habitat voor veel vissoorten die commercieel belangrijk zijn, en bieden hen voedsel. Ook helpt zeegras de kust te beschermen, doordat het sediment stabiliseert en golfslag vermindert. Nu de grote grazer – de zeeschildpad – is teruggekeerd, is het belangrijk om te bepalen wat voor impact dat heeft op de diensten die een zeegras-ecosysteem kan leveren. Vaak worden deze diensten afzonderlijk gemeten, maar in de nieuwe studie zijn de belangrijkste diensten samen onderzocht om de multifunctionaliteit van het ecosysteem te beoordelen.
"Onze aanpak om verschillende functies tegelijkertijd te meten, en die te combineren in één multifunctionaliteitsindex voor ecosystemen, is nieuw voor mariene habitats,” zegt Marjolijn Christianen, hoofdonderzoeker van de studie. "Het leidde tot opvallende resultaten. We zagen dat koolstofopslag en nutriëntencyclus hoger lagen in velden zeegras met een gemiddelde graasdruk. Anderzijds bleken de hoeveelheid vis, en andere diensten, hoger te zijn in onbegraasde velden. Maar nog belangrijker: we zagen dat al deze diensten bezweken bij een zware graasdruk."
Op basis van de resultaten stellen de auteurs dat de succesvolle terugkeer van de zeeschildpad moet samengaan met de bescherming van hun habitat (zeegras) en hun natuurlijke vijanden. Deze predatoren kunnen het graasgedrag van schildpadden beïnvloeden door het effect van angst. “Recent zijn er daar op de Bahama’s studies naar gedaan. Op basis van die inzichten, denken we dat ruimtelijke variatie in graasdruk die daaruit ontstaat, waarschijnlijk kan voorkomen dat habitats bezwijken," aldus Fee Smulders, co-auteur van de studie. Christianen: “Met een integrale benadering van ecoysteembeheer kunnen we de hoge multifunctionaliteit van ecosystemen behouden. En het leidt tot evenwichtige ecosystemen, die natuurlijke aantallen van de zeeschildpad kunnen dragen."
Groene zeeschildpadden worden beschouwd als de grote herbivoren van de oceaan. Sinds hun populaties zijn uitgedund, zijn wetenschappers gewend geraakt aan het bestuderen van onbegraasd zeegras. Deze weelderige velden – gedomineerd door sterke soorten – worden beschouwd als gezond, in 'ongerepte' staat, en als zeer waardevol. Maar dankzij succesvolle natuurbescherming is de groene zeeschildpad de afgelopen decennia in veel kustgebieden teruggekeerd. De velden met zeegras zijn daardoor weer veranderd in begraasde gebieden.
Een eerder artikel, gepubliceerd in Nature, Ecology and Evolution door Wageningse onderzoekers, beschreef hoe we ons idee van ‘ongerept’ zeegras moeten bijstellen. Waarschijnlijk bestaat dat uit een mozaïek van (zwaar) begraasde plekken, afgewisseld door onbegraasde plekken met een hogere dichtheid aan plantensoorten, en een hogere biodiversiteit in het algemeen. Dit mozaïek is wellicht natuurlijker, ook al ligt de ecosysteemwaarde iets lager dan bij onbegraasd zeegras. De uitkomsten van deze studies worden wereldwijd nog relevanter en urgenter, nu de verschillende graasniveaus (veel schildpadden, weinig, of soms uitermate veel) samenvallen in de drie oceaanbekkens waar schildpadden voorkomen. De bevindingen kunnen ook worden gebruikt om de gevolgen voor ecosystemen te voorspellen, die toekomtige verschuivingen kunnen veroorzaken.
Deze tekst is samengesteld door Wageningen University & Research (WUR). Het originele nieuwsartikel kan hier gelezen worden. IBED is betrokken bij deze publicatie door de bijdrage van co-auteur Dr. Arie Vonk, Assistent professor Bentische Ecologie.
Dit onderzoek wordt gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek onder grant nr. NWO. 016.Veni.181.002, and NWO-ALW 858.14.090.
Contactpersoon: Marjolijn Christianen Marjolijn.Christianen@wur.nl