In onze communicatie willen we betrokkenheid en verbondenheid uitstralen. Dit betekent vriendelijk en betrokken communiceren. Persoonlijk en dichtbij, waarbij we de behoeften van onze doelgroepen constant voor ogen hebben.
Op dit moment is dat nog niet altijd zo: we communiceren vaak formeel, langdradig en ambtelijk. Ook denken we vaak vanuit onze organisatie en wat wij kwijt willen, in plaats vanuit de lezer en wat die wil weten. Hieronder een aantal tips om het beter te doen.
Verplaats je in de lezer. Ga niet uit van jezelf of de universiteit, maar van de bezoeker die de tekst leest. Wat zijn de behoeften van de lezer? Wat is het kennisniveau? Wat is het perspectief van de doelgroep? Maak van daaruit de brug naar de boodschap van de UvA.
Schrijf persoonlijk. In plaats van alleen maar ‘de UvA’, ‘de universiteit’, ‘de studenten’ gebruik je ook ‘wij’ en ‘jij’. Zo klinkt een grote organisatie zoals de UvA minder afstandelijk.
Op de websites van de UvA gebruiken we ‘jij’ en ‘je’, geen ‘u’.
Begrijpelijke taal draagt bij aan betrokkenheid en verbondenheid. Ook als hbo-/wo-opgeleiden je doelgroep zijn. Er zijn diverse onderzoeken die dat benadrukken.
Zo blijkt uit Amerikaans onderzoek dat schrijvers van teksten met moeilijke woorden eerder werden gezien als ‘minder intelligent’. Andersom, bij teksten in eenvoudige taal werd de intelligentie van de auteur juist hoger ingeschat. Volgens Nederlandse onderzoekers is dit te verklaren doordat lezers ervan uitgaan dat schrijvers eenvoudig schrijven ‘als ze weten waarover ze praten, en omgekeerd schrijven ze moeilijk als ze de stof zelf ook niet goed begrijpen’.
Eenvoudige taal maakt daarnaast een overtuigendere en vriendelijkere indruk, blijkt uit het genoemde Nederlandse onderzoek. Hbo-/wo-opgeleiden zijn daar nog iets gevoeliger voor dan andere groepen.
Er zijn nog meer redenen om te kiezen voor begrijpelijk taal. Zo zijn er onder hbo-/wo-opgeleiden ook mensen die dyslectisch zijn. En niet alle hbo-/wo-opgeleiden hebben Nederlands als eerste taal.
Schrijf actief, in de tegenwoordige tijd. Maak duidelijk wie wat doet. Vermijd lijdende (passieve) vormen. De meeste passieve zinnen bevatten de constructie ‘worden… door…’.
Vermijd ook de naamwoordstijl. Dit houdt in dat je werkwoorden niet verandert in zelfstandige naamwoorden. Want als je dat veel doet, maakt het je tekst onnodig ingewikkeld. Bijvoorbeeld:
Kies liever voor een actieve werkwoordstijl:
Schrijf positief. Beschrijf wat je wél wil. Buig ontkenning zoals ‘niet’ en ‘geen’ om:
Benadruk het voordeel voor de lezer:
Vermijd promotioneel taalgebruik, zoals reclametaal (‘het beste vak’, ‘de leukste bijeenkomst’, ‘een fantastische uitkomst’). Beperk je tot de feiten. Daarbij kun je natuurlijk wel positieve feiten benadrukken: ‘De onderzoekers tonen voor het eerst aan dat…’.
Als je de lezer wil oproepen tot interactie, wees daar dan duidelijk in. Dus niet alleen een kopje met ‘Contact’, een telefoonnummer en een e-mailadres, maar een echte oproep.
Dat kan bijvoorbeeld op een warme manier: ‘We horen graag van je’, ‘We zijn er voor jou’. Of juist heel duidelijk en beslist: ‘Neem contact op’, ‘Stuur ons een mail’, ‘Laat het ons weten’.
De UvA wil een universiteit zijn waar iedereen zich gerespecteerd en thuis voelt. Hoe jij schrijft, kan hieraan bijdragen. Vermijd bijvoorbeeld:
Wil je meer weten over inclusief schrijven? Lees dan bijvoorbeeld: