16 juli 2019
Volgens het gerechthof kon het Allard Pierson in redelijkheid niet beoordelen wie van de gegadigden de due creditor was. Het gerechtshof: ‘Het APM heeft in die situatie prudent gehandeld en zich voor zoveel mogelijk alle belangen aangetrokken; het heeft immers de Staat Oekraïne en de Krim Musea vervolgens in de gelegenheid gesteld hun posities nader toe te lichten, het heeft met partijen overleg gevoerd met het oog op een minnelijke regeling en het heeft partijen de gelegenheid geboden om het geschil in rechte te doen beslissen, onderwijl de Krimschatten deugdelijk in bewaring houdend in afwachting van een definitieve beslissing.’
Het Allard Pierson is ‘tevreden dat heel helder is geoordeeld dat het Allard Pierson rechtmatig heeft gehandeld door de afgifte op te schorten en de objecten veilig op te slaan, tot er een definitief oordeel is. Dat is altijd onze intentie geweest en wij zijn blij dat het gerechthof dit nu heeft bevestigd’.
Of de objecten uiteindelijk terug moeten naar de vier musea op de Krim of naar Oekraïne heeft het gerechthof nog niet bepaald. Het gerechtshof heeft aanvullende vragen gesteld, deze moeten binnen enkele maanden worden beantwoord door de partijen.
De zaak draait om de vraag of de betwiste objecten geretourneerd moeten worden aan vier musea op de Krim, dan wel aan de staat Oekraïne. Nadat de Krim in maart 2014 is afgesplitst van de Oekraïne, maken beide aanspraak op de betwiste objecten. Het Allard Pierson is geconfronteerd met conflicterende aanspraken op de betwiste objecten.
In december 2016 oordeelde de rechtbank Amsterdam dat het Allard Pierson de betwiste objecten moest afgeven aan de staat Oekraïne. De Krim Musea tekenden beroep aan tegen deze uitspraak.