Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
UvA-hoogleraar Joyeeta Gupta krijgt de zeer prestigieuze Spinozapremie toegekend. Dat maakte de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) op woensdag 7 juni bekend. De prijs is de hoogste onderscheiding in de Nederlandse academische wereld en wordt jaarlijks uitgereikt aan in Nederland werkzame onderzoekers die 'naar internationale maatstaven behoren tot de absolute top'. Gupta is hoogleraar Environment and Development in the Global South aan de UvA.

Van harte gefeliciteerd met deze eervolle onderscheiding.
‘Dank je. De wetenschappers die de prijs in het verleden hebben gewonnen, vertegenwoordigen de absolute top van de Nederlandse wetenschap, dus ik ben zeer vereerd om in hun midden te mogen plaatsnemen.’

In de laudatio roemt NWO hoe je geschiedenis, recht, klimaatverandering en economie combineert in je onderzoek. Wat vormt de rode draad?
‘Klimaatverandering en water zijn altijd mijn expertises geweest, maar steeds vanuit het perspectief van internationale ontwikkelingsstudies en rechtvaardigheid.’

Waaraan ga je het geldbedrag besteden dat bij de onderscheiding hoort?
‘Zoals ik het nu voor me zie, wil ik in het project dat ik met het prijzengeld zal financieren, werken aan de implementatie van de ideeën die ik in mijn oratie in 2014 presenteerde - over het wereldwijd delen van 'ecospace' (milieugebruiksruimte). Hiervoor is een soort mondiale milieugrondwet nodig. Zo'n grondwet zou gericht moeten zijn op het wereldwijd op een rechtvaardige manier beschermen van onze aarde op basis van het constitutioneel recht. Het zou een passende manier zijn om mondiale klimaat- en ontwikkelingsvraagstukken samen te brengen.’

De laudatio benoemt ook de brede scope van je onderzoek en het zeer interdisciplinaire karakter ervan. Hoe vind je het om over de grenzen van veel verschillende gebieden te werken?
‘Ik heb twee bachelordiploma's, in economie en rechten, een master in rechten en een interdisciplinaire PhD die ik deed aan de rechtenfaculteit van de VU. Nadat ik vanuit India via de Verenigde Staten naar Nederland was verhuisd, besloot ik interdisciplinair onderzoek te gaan doen. Ik was verbonden aan de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen aan de VU. Bij het IHE Delft Institute for Water Education, waar ik sinds 1990 onderwijs geef, werkte ik aanvankelijk met wateringenieurs. Tegenwoordig val ik onder Human Geography and Social Science aan de UvA. Interdisciplinariteit vormt dus de kern van mijn geschiedenis als wetenschapper.’

‘Als het om klimaatverandering gaat, moeten we in interdisciplinair verband samenwerken. Er is geen alternatief. Alle terreinen waar mijn werk nu betrekking op heeft, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: of je nu kijkt naar voedsel, water, bodem, biodiversiteit, klimaat je kunt ze onmogelijk van elkaar scheiden.’

Wat zijn op dit moment de grootste problemen die actie tegen klimaatverandering in de weg staan?
‘Het voortdurende uitstel van het besluitvormingsproces met betrekking tot klimaatdoelstellingen betekent dat we ons in een situatie bevinden waarin we fossiele brandstoffen blijven gebruiken, terwijl we tegelijkertijd zich ontwikkelende landen proberen te vertellen dat zij die brandstoffen niet mogen gebruiken.’

‘We hebben het punt bereikt waarop het mondiale Noorden geen controle meer heeft op het mondiale Zuiden. Het Zuiden is gigantisch groot, het wordt steeds rijker en meer dan 80% van de resterende fossiele brandstoffen bevindt zich op hun grondgebied. Hoe kunnen we landen in het Zuiden overtuigen om hun fossiele brandstoffen niet te gebruiken, als we dat in het Noorden gewoon blijven doen, vooral ook aangezien het grootste deel van de rijkdom van het Noorden historisch gezien gebaseerd is op fossiele brandstoffen. Het Zuiden heeft ook belangrijke hotspots op het gebied van biodiversiteit. Dus als die biodiversiteit wordt vernietigd om groei te stimuleren, wordt dat een enorm probleem voor de hele wereld. Het Noorden heeft het Zuiden in het verleden uitgeknepen. Dat zou nu heel goed een boemerangeffect op ons kunnen hebben, aangezien ons eigen milieu zwaar zal worden aangetast, tenzij we werken aan het vinden van rechtvaardige oplossingen voor al deze problemen waarmee we nu gezamenlijk worden geconfronteerd.’

Wat zijn de belangrijkste stappen die we moeten nemen?
‘In mijn recente project voor de Earth Commission hebben we geprobeerd te kwantificeren welke minimumbehoeften we wereldwijd zouden moeten erkennen op het gebied van voedsel, water, onderdak en infrastructuur, en wat het voldoen aan die minimumbehoeften betekent in termen van wereldwijde uitstoot. Wat we laten zien is dat, als we aan die minimumbehoeften willen voldoen, we veilige ‘planetaire grenzen’ zullen overschrijden, tenzij we de manier waarop onze samenlevingen worden geleid opnieuw vormgeven.’

‘We moeten nu dus uitzoeken welk soort transformaties er precies nodig zijn. Op dit moment is heel veel menselijke inspanning gericht op 'meer': meer bruto binnenlands product, meer winst voor bedrijven, meer consumptieartikelen. Deze drang naar 'meer' zorgt ervoor dat we onze hulpbronnen massaal overmatig gebruiken en ons milieu vervuilen. We moeten ons dus eigenlijk richten op diep fundamentele vragen als 'Wat is geluk en wat is menselijk welzijn?' En we moeten ons mondiale systeem zo reorganiseren dat we met veel minder toe kunnen en toch net zo gelukkig en gezond zijn. Daarom moeten we empirisch aantonen dat het zonder een eerlijke benadering onmogelijk is om binnen de grenzen van onze natuurlijke hulpbronnen te leven. In mijn project gefinancierd door de European Research Council proberen we te kijken onder welke voorwaarden grote investeerders banken, pensioenfondsen, filantropische instellingen, multinationals bereid zijn om hun investeringen in fossiele brandstoffen om te buigen naar duurzamere investeringen. Ook proberen we te kijken onder welke voorwaarden armere landen die pas recent fossiele brandstoffen hebben ontdekt, bereid zouden zijn om deze brandstoffen niet te gebruiken.’

‘Het zal geen gemakkelijke boodschap zijn om over te brengen, niet aan rijke landen, waar het zal worden ontvangen als ‘We moeten dingen opgeven’, en niet aan arme landen, waar ze zeggen ‘Waarom krijgen wij niet het leven dat jullie hadden?’. Maar we hebben geen andere keuze dan het te proberen we hebben het hier over het voortbestaan van ons allemaal.’