Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Kleine zwanen vliegen tijdens hun herfsttrek minder ver als het warm weer is. Klimaatverandering heeft dan ook geleid tot een verschuiving van het wintergebied. Voor het eerst konden Nederlandse vogelonderzoekers de specifieke keuzes aanwijzen die individuele zwanen maken. De ecologen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) gebruikten daarbij langjarige GPS-gegevens. De resultaten van het onderzoek zijn vandaag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Global Change Biology.
Foto: Hans-Joachim Augst

De kleine zwaan (Cygnus bewickii), een migrerende watervogel die broedt langs de kust van de Barentszzee in Europees Rusland, zien we in Nederland tegenwoordig een stuk minder vaak. “Sinds enkele decennia is hun overwinteringsgebied honderden kilometers naar het noordoosten opgeschoven”, vertelt promovendus Hans Linssen van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de UvA. “Vroeger lag de kern in Zuid-Engeland, tegenwoordig is dat Noord-Duitsland. De vogels stoppen nu in de herfst dus gewoon eerder met migreren.”

Tot op heden was weinig bekend over de mechanismen die leiden tot zo'n range shift. Linssen: “Zijn het steeds de jonge generaties die een andere plek uitzoeken dan hun voorgangers, of schuiven individuele vogels gedurende hun leven elk jaar een stukje op?”

Bart Nolet, senior onderzoeker bij het NIOO-KNAW en bijzonder hoogleraar aan de UvA, begon 25 jaar geleden kleine zwanen te volgen met GPS-zenders. “In het begin waren we blij als we de herfsttrek van de vogels volledig in kaart konden brengen, maar voor dit onderzoek was het nodig om iedere vogel tenminste twee jaar achtereen te kunnen volgen.”

Individuele flexibiliteit

Uit analyse van de GPS-data blijkt dat kleine zwanen tijdens de herfsttrek op koudere dagen verder naar het zuidwesten vliegen. Later in de herfst wordt die gevoeligheid kleiner en trekken de dieren alleen bij vrieskou nog dieper hun wintergebied in. “Is het warm, dan blijven ze juist lekker zitten”, aldus Linssen. “We zien nu dat een kleine zwaan gemiddeld 120 km dichter bij zijn broedgebied overwintert wanneer de winter gemiddeld één graad Celsius warmer is. Bij twee graden warmer weer is dat gemiddeld 240 km, enzovoorts.”

Foto: Hans-Joachim Augst

Dat toont aan dat de vogels individueel erg flexibel zijn van jaar tot jaar. “In combinatie met de steeds milder wordende winters door klimaatverandering verklaart die individuele flexibiliteit een flink deel van de verschuiving van het wintergebied, en daarmee het grotendeels verdwijnen van de soort uit Nederland.”

Bijkomende effecten van wind en voedsel

De onderzoekers konden door de GPS-informatie ook kijken naar het effect van wind op het trekgedrag van kleine zwanen. “De vogels vlogen grotere afstanden wanneer ze de wind in de rug hadden, maar die invloed verdween gedurende de herfst. Dat laat zien dat ze de wind alleen gebruiken als hulpmiddel om hun winterbestemming te bereiken, terwijl de temperatuur kan bepalen waar die bestemming is”, zegt Linssen.

Verder is het nog de vraag wat de invloed van veranderend voedselaanbod is op de wintertrek van de dieren. Linssen: “Het lijkt erop dat kleine zwanen in Oost-Nederland en Noord-Duitsland steeds meer maïsresten zijn gaan eten. Dat kan het voor de vogels, naast de opwarmende winters, ook mogelijk hebben gemaakt om verder in het noordoosten te overwinteren.” Daar gaat Linssen dan ook binnenkort onderzoek naar doen.

Geen verschil in broedgebied

De nu gepubliceerde studie richt zich specifiek op overwintergebieden. “Het gezamenlijke broedgebied van de zwanen schuift gemiddeld weliswaar ook een beetje op naar het noordoosten, maar op individueel niveau zien we daarin geen jaarlijkse verschillen. Een dier dat eenmaal een geschikt broedgebied heeft gevonden, keert daar ieder jaar naartoe terug. Voor zomerverspreiding lijkt de reactie op klimaatverandering dus wel van generatie op generatie te verspringen.”