Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Hester van Trommel rondde in 2017 de researchmaster psychologie aan de Universiteit van Amsterdam af, in de richtingen klinische en arbeids- en organisatiepsychologie. Nadien volgde zij een opleiding tot officier bij de Nederlandse Krijgsmacht en de opleiding tot GZ-psycholoog. Sinds een aantal jaar is zij werkzaam als militair GZ-psycholoog. Ik sprak haar over haar loopbaan en het werken in de militaire GGZ.

Wat maakte dat je destijds voor de studie psychologie koos?

'In eerste instantie begon ik met de studie Theaterwetenschap aan de UvA. Gedurende het eerste jaar, kwam ik er echter achter dat ik iets meer uitdaging zocht. Op dat moment ben ik mij gaan oriënteren op welke studie ik ernaast wilde doen, en kwam ik uiteindelijk bij Psychologie of Pedagogiek terecht. Doordat Psychologie destijds een lotingstudie was en ik twijfelde of dat zou lukken, had ik mij eigenlijk al helemaal ingesteld op dat het Pedagogiek zou worden. Uiteindelijk bleek ik toch ingeloot te zijn voor Psychologie.'

'Ik kan nog steeds niet helemaal achterhalen wat mij daarin trok, behalve het feit dat het best een brede opleiding was en daarbinnen allerlei aspecten – biologisch, sociologisch en mensgerichte – samenkwamen. Dat leek mij allemaal interessant om meer over te leren. Toevallig genoeg kwam ik een aantal jaar geleden een foto van mijzelf als kind tegen, welke in de kleuterklas was gemaakt. Dit was naar aanleiding van een project op school, waarbij de kinderen zichzelf in hun droomberoep lieten fotograferen. Ik koos voor psychiater en stond op de foto met allerlei knuffels op een sofa. Zelf had ik een witte doktersjas aangetrokken, en een blocnote in mijn hand. Blijkbaar was er toen al wel iets wat mij daarin trok, alhoewel ik vroeger eigenlijk orthopedisch chirurg bij de Landmacht wilde worden.'

Dat is iets heel anders. Weet je hoe die interesse ontstond?

'Ik heb altijd affiniteit gehad met de krijgsmacht; dat had iets avontuurlijks en het leek mij heel mooi om met een groep mensen aan een gezamenlijk doel te werken. Daarnaast houd ik ook van pionieren en dat je het in primitieve omstandigheden moet weten te rooien met de middelen die je op dat moment tot je beschikking hebt. Achteraf denk ik dat ik hier een geromantiseerd beeld bij had; een beetje zagen en vijlen in zo’n stoffig veldhospitaal, en daarmee iets kunnen betekenen voor mensen.'

'Op een bepaald moment tijdens de middelbare school realiseerde ik mij echter dat ik helemaal geen arts wilde worden, alhoewel ik ook nog niet wist welke kant ik dan wél op wilde. Daardoor koos ik, na de vooropleiding toneelschool te hebben gedaan, in de eerste instantie voor de studie Theaterwetenschap. Uiteindelijk kwam ik via een aantal omzwervingen toch terecht in mijn huidige werk.'

Hoe heeft jouw loopbaan eruit gezien?

'Uiteindelijk heb ik een researchmaster gedaan aan de UvA, met een combinatie van klinische en arbeids- en organisatiepsychologie. Op dat moment wist ik, na een interview met een militair psycholoog, al dat ik de kant van de militaire psychologie op wilde, waardoor die combinatie mooi aansloot. In Nederland bestaat geen specifieke specialisatie voor militaire psychologie, maar door de combinatie van afstudeerrichtingen kon ik dat voor mijzelf enigszins samenstellen.'

'Tijdens mijn master heb ik gewerkt als onderzoeksassistent bij de onderzoeksafdeling van de militaire geestelijke gezondheidszorg (MGGZ). Hier kreeg ik de kans om onder andere mee te werken aan een longitudinale studie waarin werd gekeken naar de relatie tussen militaire uitzending en de ontwikkeling van gezondheidsklachten. Daarnaast kreeg ik de mogelijkheid om een officiersopleiding te volgen aan de Koninklijke Militaire Academie, om te militariseren en militair psycholoog te worden. Na afronding van deze opleiding heb ik een aantal jaar in Den Bosch gewerkt als militair psycholoog, waar ik ook de mogelijkheid kreeg om de GZ-opleiding te volgen. Gedurende de GZ-opleiding kreeg ik de kans om naar Afghanistan uitgezonden te worden als public affairs officer. Hier werkte ik onder andere aan de beeldvorming over de missie en op het gebied van civiel-militaire samenwerking. In die functie dacht ik mee over hoe de publieke opinie beïnvloed kon worden, zodat het draagvlak voor defensie zo groot mogelijk bleef. Daarna heb ik de GZ-opleiding afgemaakt en ben ik zo’n vijf jaar geleden begonnen met mijn huidige functie.'

Wat ben je uiteindelijk gaan doen?

'Op dit moment ben ik werkzaam als militair GZ-psycholoog en als stafofficier operationele gezondheidszorg. Dat houdt in dat ik mij bezighoud met de planning van zorgactiviteiten rondom uitzendingen, en dan met name op het gebied van mentale gezondheid. Hierbij gaat het om allerlei vragen rondom de mentale zorg voor en voorbereiding van militairen, zowel voor als tijdens en na missies en inzet.'

'In de vijf jaar dat ik hier werk, heb ik nog een uitzending gedraaid als militair psycholoog aan de oostflank van het NAVO-grondgebied. Ik was zelf in Roemenië gestationeerd, en had daarnaast eenheden in Polen, Slowakije en Litouwen onder mijn hoede. Tijdens deze uitzending was ik zowel betrokken bij het bespreken van individuele casuïstiek, als het adviseren van het leiderschap over het moreel en allerlei groepsdynamische processen om de gevechts- en slagkracht te verbeteren. Daarbij kan je bijvoorbeeld ook denken aan de inzet van ademhalingsoefeningen – of tactical breathing -, die militairen kunnen toepassen om hun schietprestaties te optimaliseren.'

Wat zijn, volgens jou, de belangrijkste verschillen tussen een militair GZ-psycholoog en de GZ-psycholoog in de reguliere GGZ?

'Wij zijn een bedrijfs-GGZ, wat – denk ik – heel anders is dan de civiele GGZ. In onze manier van werken, betekent dit met name dat we iemand weer inzetbaar moeten krijgen voor de krijgsmacht. Ik denk dat we daarmee streven naar een hoger niveau van functioneren, dan waar je in de civiele GGZ tevreden mee zou zijn. Daarnaast hebben we een veel groter percentage mannen, aangezien nog steeds ruim 85 procent van de krijgsmacht uit mannen bestaat. We zien daardoor een kleiner percentage vrouwen, wat vermoedelijk ook terug te zien is in de problematiek die we behandelen. Zo is er bijvoorbeeld gemiddeld genomen meer externaliserende, dan internaliserende problematiek. Het is een doelgroep waar ik graag mee werk, omdat ze gewend zijn om in actie te komen en aan het werk te gaan. Als je met hen doorspreekt wat kan helpen in het kader van de herstelbehandeling, denken en zeggen ze meestal ook: “Oké, dan ga ik dat doen”.'

Zie je qua psychopathologie nog specifieke thema’s terug?

'Ik denk wel dat bepaalde klachtenbeelden minder vaak voorkomen in onze patiëntenpopulatie, omdat iedere militair al gekeurd is. Zo zien we bijvoorbeeld relatief weinig schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsproblematiek. Sommige mensen hebben het beeld dat wij heel veel traumaklachten zien of het grootste deel van onze patiëntpopulatie onder oorlogsgerelateerd trauma lijdt. Dat is absoluut niet zo; eigenlijk zien we alle andere psychische klachten die binnen de reguliere populatie kunnen voorkomen. Juist doordat er binnen defensie veel aandacht aan preventie wordt besteed, zijn de percentages voor traumagerelateerde klachten zelfs lager dan in de civiele GGZ.'

Vraagt het werken met deze populatie nog specifieke vaardigheden of eigenschappen van de behandelaar?

'Binnen defensie werken we met zowel militaire, als burgercollega’s. De militaire collega’s hebben zelf ook een militaire opleiding gevolgd, wat in sommige situaties kan bijdragen aan het aansluiten bij de context en de belevingswereld van de patiënt. Ook denk ik dat er een bepaalde flexibiliteit gevraagd wordt, omdat patiënten – die nog wel aan het werk zijn – ook uitgezonden kunnen worden of op oefening gaan en de behandeling dan ineens enkele weken of maanden onderbroken wordt. Daarin proberen we altijd zo veel mogelijk maatwerk te leveren, naar de context waarin de militair zich op dat moment bevindt. Daarnaast is het een patiëntenpopulatie die je vrij direct kan benaderen, wat ik zelf wel verfrissend vind.'

Waar ben je het meest trots op in het werk? Of waar haal je het meeste plezier uit?

'Waar ik het meeste plezier uit haal, is om de juiste zorg op het juiste moment te kunnen bieden én hoe te voorkomen dat iemand in de curatieve zorg terechtkomt. Dat laatste ligt meer op het vlak van preventie en het ontplooien van initiatieven op dat gebied, waar ik veel energie uit haal. Daarnaast ben ik veel bezig met het ontwikkelen van beleid, waardoor mijn werk erg afwisselend en daarmee dynamisch is. Ik moet er niet aan denken om alleen patiëntenzorg te leveren; dat lijkt mij op een bepaalde manier slopend.'

Copyright: Merlijn Doomernik voor Checkpoint Magazine

Terug naar de studietijd. Is er een specifieke docent, die jou in het bijzonder is bijgebleven?

'Bruno Verschuere heeft veel indruk op mij gemaakt. Ik volgde bij hem het vak Deception and Lie Detection, wat formeel onder de master Forensische Psychologie viel. Tegelijkertijd vermoed ik dat er bij defensie een hele hoop mensen werkzaam zijn, die onder andere omstandigheden ook meer in de forensische setting terecht hadden kunnen komen. Defensie zoekt ook mensen die niet bang zijn om enigszins op het randje te lopen, en avontuur opzoeken. Bij defensie doen ze dat binnen de kaders van hun werk, maar toch zie je soms ook boefjes voorbijkomen die – als je naar hun voorgeschiedenis kijkt – ook heel goed de andere kant op hadden kunnen gaan.'

'Een andere docent die mij is bijgebleven, is Han van der Maas. Dat is ook degene die mij uiteindelijk adviseerde om toch maar bij de research master te solliciteren, waar ik zelf nog mijn twijfels over had. Wat ik heel knap aan hem vond als docent én als persoon, was dat hij altijd een heel menselijke kant en benadering bleef handhaven. Het was een man met heel veel taken en verantwoordelijkheden, maar liet dat niet merken als je met hem in gesprek of in contact was. Hij bleef altijd in contact van mens tot mens, terwijl hij vanuit zijn positie heel veel moest prioriteren en allerlei verantwoordelijkheden had op andere niveaus. Dat vond ik een manier van leiderschap waar ik nog weleens aan terugdenk, en altijd veel respect voor heb gehad.'

Wat heb je meegenomen vanuit de UvA?

'In mijn klinische werk ben ik er erg van overtuigd dat het nuttiger is om transdiagnostisch en vanuit een netwerkperspectief te kijken, dan enkel classificerend. Dat is iets wat ik – naar mijn idee – heb meegekregen vanuit de UvA. Alhoewel een classificatie in de communicatie onderling helpend kan zijn, is het gevaar dat iemand wordt gereduceerd tot deze classificatie of de classificatie wordt gezien als een verklaring voor iemands’ klachten. Ik probeer vooral te kijken naar de centraliteit van bepaalde klachten of symptomen, wat ook aanknopingspunten geeft voor hoe de behandeling het best ingestoken kan worden. Als iemand bijvoorbeeld veel problemen heeft met slapen en zich daarnaast somber en gespannen voelt, denk ik: “Laten we eerst – vanuit wat we weten over slaap – kijken naar hoe we dat kunnen verbeteren”.'

Als iemand geïnspireerd is geraakt door jouw loopbaan en ook de militaire GGZ in zou willen, wat zou je diegene adviseren?

'Je kan altijd kijken op www.werkenbijdefensie.nl wat de mogelijkheden zijn. Binnen defensie hebben we niet alleen militaire, maar ook een heleboel burgercollega’s. Ook wordt er veel aan onderzoek gedaan, waar mensen voor nodig zijn. Om bij deze organisatie te werken, hoef je dus niet per se te houden van kruipen in de modder of schieten met wapens. Het mooie aan werken bij defensie, is dat je je inzet voor iets wat ons allemaal ten goede komt. Ik zie defensie als een verzekeringspolis voor ons allemaal, ondanks dat we hopen die polis nooit te hoeven aanspreken. Tegelijkertijd zorgt dat voor veel verbondenheid, collegialiteit en een leuke werksfeer binnen – over het algemeen – heel jonge teams.'

Tot slot, wat zou je willen meegeven aan (recent) afgestudeerden?

'Laat je vooral niet belemmeren door de opleiding die je hebt gevolgd en probeer niet te rechtlijnig alleen maar vooruit te kijken. Durf ook een omweg te nemen, als dat je brengt naar waar je uiteindelijk wil zijn.'