Ik heb de UvA verlaten in 1989 om naar Canada te vertrekken. Dus komen mijn gedachten van verre en van lang geleden. Maar de herinnering aan Jaap Talsma is nog vers genoeg.
Bij mijn aankomst in het Maagdenhuis, in 1980, was de UvA een weinig dynamische universiteit. Gedomineerd door een Universiteitsraad die het modewoord progressief vertaalde als gericht tegen alle verandering uit Den Haag, was er weinig aandacht voor onderwijs (en nog minder voor onderzoek). Men ging er kennelijk van uit dat het wel goed genoeg was.
Welnu, Den Haag stelde in die jaren een aantal belangrijke veranderingen voor in het universitaire onderwijs: twee-fasen-structuur, taakverdeling en concentratie, enzovoort.
Aan ons als juristen was het de taak om deze veranderingen en soms de weerstand ertegen intern te ondersteunen. Het hing natuurlijk af van de bereidheid van de docenten en faculteiten om initiatieven te nemen, om het onderwijs te herzien en het belang van hun wetenschappelijke discipline te actualiseren.
Sommigen beriepen zich op een door God gegeven bestaansrecht, hetgeen in enkele gevallen tot de opheffing van hun vakgebied heeft geleid. Maar de toenmalige Letterenfaculteit, waar de nood misschien wel het hoogst was met zijn kleine studierichtingen en instituten, verspreid ondergebracht in veelal net zo kleine grachtenpanden, koos een andere koers. Een groep enthousiaste docenten ontwikkelde nieuwe, vaak interdisciplinaire curricula, waarvan het destijds unieke Europese studies wel het beste voorbeeld was. Ze begrepen dat, om goedkeuring van Den Haag te krijgen ondanks de tegenwerking van andere universiteiten, tot dan toe verachte woorden als strategie en lobby belangrijk werden en dat de steun van het Maagdenhuis onontbeerlijk was. Zo kregen we allerlei docenten op bezoek met wie het meestal makkelijk samenwerken was. Onze regel was: U zegt wat U wilt en wij zeggen hoe het in het vat gegoten kan worden.
Een van deze vernieuwers was Jaap Talsma. Jaap wekte eerst weerstand op. We moesten even door zijn manier van spreken en zijn gelaatskleur heenkijken om te ontdekken dat hij niet opgewonden was maar gedreven. Dus kwam hij ons vaak even opzoeken om over zijn plannen met het geschiedenisonderwijs te praten, meestal zonder een afspraak te maken. Hij kwam met praktische vragen en meestal terechte bezwaren tegen de bestaande regels. Onze interpretatie van wetten en reglementen werd door hem vaardig bestreden: Jaap was een gemankeerde jurist. Gelukkig leidde dat nooit tot wantrouwen, in tegendeel. Jaap was een geïnspireerde denker over universitair onderwijs die zich niet door bestuurlijke en politieke onwil liet dwarsbomen. Maar hij liet zich wel overtuigen door goede argumenten.
Jaap zijn bijdragen aan het nieuwe College van Beroep voor Examens waren intensief: hij deelde onze gedachten over de wisselwerking tussen onderwijs en toetsing, over het administratiefrechtelijke karakter van de beslissingen die voortvloeiden uit die toetsing en over de noodzaak om studenten te beschermen tegen de willekeur die destijds nog wel eens getolereerd werd in academische kringen.
De vernieuwing van het onderwijs in de Letterenfaculteit heeft ons geleerd dat de wet van de remmende voorsprong ook omgedraaid kan worden. Jaap Talsma zag in dat de stagnatie onder ogen gezien moest worden om tot vooruitgang te komen.
Door: Dick (Dirk) Kooyman - 13 februari 2020
Dick Kooyman werkte in het Maagdenhuis als jurist, adjunct-secretaris van de Universiteit en hoofd van de Financiële Dienst.