Zaaknummer AC1508 5031: Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Verweerster heeft verzoek van appellant om toekenning van het judicium cum laude voor het bachelordiploma afgewezen.
Het College heeft geconcludeerd dat appellante niet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 5.4, eerste lid sub a. van de Regels en Richtlijnen Examencommissie 2014-2015 voldoet, daar het gewogen gemiddelde cijfer is vastgesteld op een 7,97 terwijl dit tenminste een 8 dient te zijn. Het College is van oordeel dat verweerster voor de interpretatie van artikel 5.4, eerste lid sub a mocht uitgaan van de op het reguliere taalgebruik gebaseerde interpretatie dat het hier tenminste om een 8,0 dient te gaan. Verweerster heeft uiteengezet dat zij in uitzonderlijke gevallen van de bovengenoemde regeling kan afwijken bij het behalen van uitzonderlijke resultaten zoals bijvoorbeeld een uitzonderlijk hoog resultaat voor de bachelorscriptie. Nu het resultaat 8,0 het minimale resultaat is om in aanmerking te komen voor het judicium cum laude, gaat het om resultaten van 8,5 of hoger.
Het College is met verweerster van mening dat appellante geen uitzonderlijke resultaten heeft geleverd. Op grond van het door verweerster gevoerde beleid, waarmee zij invulling geeft aan toepassing van de hardheidsclausule, komt appellante dan ook niet in aanmerking voor het predicaat cum laude op haar getuigschrift. Nu het College ook anderszins niet is gebleken van een uitzonderlijke situatie van appellante kon verweerster derhalve in redelijkheid het verzoek van appellante om het predicaat cum laude afwijzen.
Beroep ongegrond.
Zaaknummer AC 1203 193: Faculteit der Geesteswetenschappen.
Het verzoek van appellante om een bij de Vrije Universiteit van Amsterdam gevolgd vak te laten meetellen voor het eindgemiddelde – waardoor appellante cum laude kan afstuderen – is afgewezen.
Ingevolge artikel 3.12 van de Onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleidingen van de faculteit der Geesteswetenschappen kan de examencommissie naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van een student vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer examenonderdelen, indien de student een qua inhoud en niveau overeenkomstig examenonderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid. Voor wat betreft de invulling van vakken binnen de keuzeruimte gedurende de opleiding geldt dat deze buiten de faculteit en de universiteit mogen worden gevolgd, mits, zoals in de studiegids is vermeld, hiervoor van tevoren toestemming is gevraagd aan de examencommissie. Voor een dergelijke aanvraag is het formulier Goedkeuring Vooraf beschikbaar.
Voldoende is vast komen te staan dat appellante een vrijstellingsverzoek heeft ingediend dat door verweerster is gehonoreerd. Voor appellante was het niet mogelijk om het betreffende vak (met toestemming vooraf van verweerster) als onderdeel van haar bacheloropleiding te kunnen volgen, aangezien het vak al was behaald voordat appellante was aangevangen met haar bacheloropleiding.
Het CBE is van oordeel dat verweerster op de juiste gronden heeft geconcludeerd dat het resultaat van het betreffende vak niet vermeld dient te worden op het diploma, nu voldoende vaststaat dat het een vrijstelling betreft.
Beroep ongegrond.