15 mei 2020
Wereldwijd zien we experimenten om straten leefbaarder te maken voor mensen, al voor maar nu nog meer tijdens de crisis, die een ware explosie aan straatexperimenten laat zien. Soms worden hele straten daarvoor omgebouwd in ‘leefstraten’ waar de auto niet meer welkom is en ruim baan wordt gegeven aan bewoners. Onderzoeker Mobiliteit en Stedelijke Planning Luca Bertolini miste tot op heden een goede vergelijking van straatexperimenten en lessen die we hieruit kunnen trekken voor structurele veranderingen in stedelijke mobiliteit.
In het wetenschappelijk tijdschrift ‘Transport Reviews’ zet Bertolini een aantal experimenten naast elkaar en komt tot de conclusie dat beleidsmakers de succesvolle elementen van stadsstraatexperimenten zouden moeten integreren in lange termijnplannen en -beleid zodat ze deze beter kunnen begrijpen en benutten.
Bertolini richt zich op straatexperimenten waarbij bedoeld tijdelijke veranderingen van straatgebruik worden doorgevoerd om ‘straten voor verkeer’ tot ‘straten voor mensen’ te maken. Wat zijn hun belangrijkste kenmerken en effecten? Hoe kunnen deze experimenten structurele veranderingen in stedelijke mobiliteit bewerkstelligen? Bertolini vergelijkt hierbij experimenten die meer en minder ingrijpend zijn:
Bertolini concludeert dat analyses van deze experimenten positieve effecten melden op: fysieke activiteit; een verschuiving van autogebruik naar lopen, fietsen en openbaar vervoer; verhoogde veiligheid; sociale interactie en sociaal kapitaal. Ook is belangrijk dat er geen negatieve effect op lokale bedrijven wordt gevonden. De positieve effecten waren wel groter bij omvangrijkere experimenten die gericht waren op het herbestemmen van de hele straat. Ook blijkt de vaak zeer korte duur en lage frequentie van experimenten in een stad beperkend voor het effect.
De belangrijkste uitdaging is om straatexperimenten niet alleen te tolereren, maar deze proactief de ruimte te geven.Luca Bertolini
De positieve effecten laten de voordelen van alternatieve straatinrichtingen en bestemmingen zien, stelt Bertolini, maar het blijft nog wel onduidelijk hoe dergelijke experimenten ook een grotere systeemverandering kunnen aanjagen. Hij stelt daarom een aantal evaluatiecriteria voor, ontleend aan het veld van transitiestudies, die kunnen helpen om de potentiele bijdrage aan stedelijke mobiliteitsverandering te beoordelen en optimaliseren:
Kijkend naar de eerdergenoemde straatexperimenten, ziet Bertolini potentiële sterke punten in het vermogen om zowel radicaal als haalbaar te zijn, en in de sterke communicerende en mobiliserende kracht. Potentiële zwakke punten lijken zwakke of niet-bestaande banden met stedelijk beleid en het ontbreken van brede leerprocessen.
‘Om het potentieel van straatexperimenten beter te benutten voor stedelijk beleid, is het belangrijk dat beleidsmakers de verschillende elementen van stadsstraatexperimenten, en de beloftes en beperkingen van deze, begrijpen’, stelt Bertolini. ‘De belangrijkste uitdaging is om straatexperimenten niet alleen te tolereren, maar om proactief institutionele en fysieke ruimte aan deze experimenten te geven en er zo van te leren.’