1944 - 2024
26 januari 2024
Vele generaties psychologiestudenten maakten via hem kennis met psychofysiologie. Jarenlang verzorgde hij het eerstejaarsvak met die naam – verplicht maar aanstekelijk. Hij was geliefd onder zijn studenten, die hij enthousiasmeerde met smeuïge anekdotes, didactische lenigheid, en die karakteristieke sonore stem van hem. Onder zijn handen werd zelfs de citroenzuurcylus een avontuurlijke reis waar je alles van wilde weten.
Net als de meeste eerstejaars dacht ik destijds dat ik “iets met mensen” wilde. Maar mijn studie zou een andere wending nemen, en bij wijze van persoonlijke getuigenis wil ik gaarne opbiechten dat dit vooral aan Jan Snel te wijten was. Hij was de instigator van mijn voorliefde voor mechanistische finesses in de samenhang tussen hersenen en geest – van de microscopische details tot de mentale vergezichten. Iets met mensen, maar dan anders. De vonk sloeg over, meer dan 40 jaar geleden inmiddels, tijdens die begeesterende eerstejaarscolleges van hem. Jan had er zoveel plezier in dat hij vele eerstejaars wist te inspireren, soms tegen wil en dank. Eenmaal gezaaid voedde hij onze belangstelling door ons de grondbeginselen van de cognitieve neurowetenschappen bij te brengen. The Principles of Neuroscience van Kandel & Schwartz, wie is er niet mee grootgebracht. Aan de vaste hand van Jan Snel.
Naast een meer dan bevlogen docent was Jan een ras-onderzoeker. Werk en de geneugten des levens lagen voor hem in elkaars verlengde: hij onderzocht het effect van genotmiddelen als koffie en alcohol op brein en cognitie (in zijn werk) en op gemoed en welbevinden (vooral daarbuiten). In 1996 schreef hij bijvoorbeeld het boek ‘Genieten mag’. Met als boodschap – toen al tegen de klippen op, maar altijd evidence-based, want hij ging degelijk te werk – dat genot en genieten ons helpen om te ontspannen en daarmee de effecten van stress tegengaan, slaapproblemen voorkomen, en de gezondheid bevorderen. “Genieten mag; met mate natuurlijk, maar genot is gezond”, placht hij te zeggen, bij voorkeur met een uitroepteken erachter. Niet voor niets was Jan de motor achter vele copieuze etentjes met collega’s. Daarbij liet hij altijd de AiO’s en afstudeerstudenten aansluiten, en bedeelde hen een warm welkom en een mooi glas wijn toe.
Want Jan was een uitermate beminnelijke collega, met wie het niet alleen aangenaam vertoeven en genieten, maar ook genoeglijk samenwerken was. In één van de vermakelijkste studies die ik me kan heugen onderzochten we de effecten van alcohol op het brein: je bovenkamer registreert je fouten niet meer, en je past je gedrag er niet langer op aan. Weinig verrassend, maar zowaar goed voor publicatie in Science – drie weken lang hingen we in de telefoon om de mondiale pers te woord te staan, senatoren en parlementen te adviseren over alcohol in het verkeer en anti-alcoholisme campagnes, en advocaten uit te leggen dat ons onderzoek toch echt niet aantoonde dat hun beschonken cliënten geen schuld hadden aan het uitschelden van hun baas (met ontslag tot gevolg). We hebben er menig glas op geheven.
Ook mocht ik met Jan enkele promotieonderzoeken begeleiden naar de effecten van diverse farmaca (van koffie tot chemotherapie) op het brein. Daarbij bracht Jan niet alleen uitermate diepgaande psychofarmacologische expertise in, maar ook het geld, dat hij schier moeiteloos wist te vergaren: van het Koningin Wilhelmina Fonds tot de gezamenlijke Europese koffieproducenten – zonder overigens ook maar een greintje aan wetenschappelijke onafhankelijkheid in te boeten. In zijn vrije tijd reed Jan afgedankte maar nog deugdelijke EEG-apparatuur naar Slowaakse universiteiten die het minder breed hadden.
Jan had met zijn werk impact op het werkveld en op de samenleving.
En, misschien wel meer dan hij wist, op de mensen met wie hij werkte.
Een mooi mens.
- Richard Ridderinkhof