5 augustus 2025
Op drie hoog achter in de Pijp groeide hij op in een communistisch nest met een vader die werkte op een naaiatelier en een naaister als moeder. Met zijn intelligentie en volharding was hij in staat om de reproduktie van maatschappelijke ongelijkheid waar sociologen in de zestiger jaren dikke boeken over schreven te logenstraffen.
Na de HBS kon hij in 1966 met een rijksbeurs economie gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Economie, omdat hij volgens eigen zeggen voor de gewenste medicijnenstudie het goede pakket niet had, maar wel een acht voor boekhouden. Daar was hij als student in 1968 medeoprichter van de fameuze Aktiegroep Ekonomen. Alles moest in die tijd anders, te beginnen met economie. Nog voor zijn afstuderen werd hij docent aan de sociale academie, een links bolwerk waar ook feministe Anja Meulenbelt haar domicilie had.
Eenmaal doctorandus kreeg hij in 1974 een aanstelling als wetenschappelijk medewerker macro-economie aan de Faculteit Hij was co-auteur van een boek over economische methodologie en bezocht de Verenigde Staten waar hij voor het blad Intermediair een aantal interviews afnam met beroemde economen voor een serie onder de titel Economen over crisis. Vooral het gesprek met Paul Sweezy, bekend van het boek Monopoly Capital en niet minder dan een idool voor hem, stond hem later nog bij.
Zijn carrière aan de Universiteit van Amsterdam sloot hij 37 jaar later af met een iets vervroegd pensioen. In die tijd heeft hij, niet gepromoveerd en zonder leerstoel, functies bekleed als (interim-) hoofd van de afdeling Onderwijs en Onderzoek bij Economie (toen een nogal machtige baan want belast met het financieel beheer), vanaf 1996 directeur van het Onderwijsinstituut Bèta-Gamma en na 2001 van Pedagogiek en Onderwijskunde. Door velen gewaardeerd, omdat hij niet alleen kundig, planmatig en efficiënt leiding kon geven maar ook omdat hij daarbij toegankelijk bleef voor ieder, van laag tot hoog, en het werk voorzag van de nodige humor.
Hij was, volgens zijn oud-collega bij Psychologie Klaas Visser “als manager iemand wiens stijl het best te typeren was als ‘management by walking and talking’. Hij stond veel op de gang en zoals Dymph van den Boom (toen decaan van FMG) wel eens zei: dat werkt ook!”.
De website van Spectrum, de opvolger van de Studie Vereniging Bèta-Gamma, vermeldt dat die interdisciplinaire studie onder leiding van Karel van Dam, Loet Leydesdorff en Rob de Klerk, “ook wel de Drie Musketiers genoemd.” Er hingen posters op middelbare scholen met daarop Einstein en Freud gebroederlijk voor een schoolbord en de titel “twee halen, één betalen”. Inmiddels zijn de interdisciplinaire ‘colleges’ niet aan te slepen, maar toen was dat op universitair niveau volstrekt revolutionair. In die sfeer voelde Rob zich volgens de verhalen thuis – hij kreeg de bijnaam ‘Papa Bèta-Gamma’. Een van de doelen – meer vrouwelijke studenten trekken naar bèta – werd (en wordt) ruimschoots gehaald.
Maar een paradepaard dat traditionele scheidslijnen doorbreekt, trekt ook allerlei vuur, reden voor Rob om in 2001 als onderwijsdirecteur zijn benen onder het bureau te steken van Pedagogiek en Onderwijskunde, minder vooruitstrevend wellicht maar niet minder maatschappelijk relevant in een tijd waarin het steeds duidelijker werd dat de welvaart wellicht sinds medio 90er jaren aan het stijgen was, maar dat het loslaten van de oude patronen in opvoeding en onderwijs bepaald niet gepaard ging aan verbetering daarvan. Hij zette zijn doelgerichte, planmatige en financieel verantwoorde aanpak in voor studenten die hier verbetering in wilden aanbrengen en slaagde daar wonderwel in, tegenslagen ten spijt.
De meest bizarre daarvan hebben we samen meegemaakt toen wij, net aangesteld als directeur en afdelingsvoorzitter van POW, op weg gingen naar de feestelijke inwijding van de pas opgerichte Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen in het Bushuis/Oostindisch Huis aan de Kloverniersburgwal. In de centrale hal van het voormalige belastingkantoor aan de Wibautstraat waar we toen gevestigd waren, zagen we op de tv-schermen een vliegtuig de Twin Towers invliegen. Het was 11 september 2001. Even later hieven wij samen met nog tientallen anderen het glas om een vrolijke foto te maken op het monumentale binnenterrein.
In de periode daarna volgden er regelmatig bezuinigingen, de vraag was zelfs of het verantwoord bleef om onderwijskunde aan te bieden zoals blijkt uit zijn beleidsnotitie van 18 mei 2005: “Voor OWK is het de komende jaren erop of eronder. Voor werkelijke levensvatbaarheid zou de instroom moeten stijgen van 13 naar 50 VWO studenten. In totaal zullen dan zo’n 1000 studenten zijn ingeschreven in BA en MA.” Die doelen werden binnen drie jaar bereikt. Bij zijn afscheid in oktober 2010 kon geconstateerd worden dat de studentaantallen in de periode van Robs regiem continu gestegen waren. Er was, samen met de HvA, een universitaire PABO gekomen, de klinische kant was sterk ontwikkeld, ook door de komst van de Forensische Orthopedagogiek, en de scholing in empirische methodologie was toevertrouwd aan een UHD die van lieverlee hoogleraar werd. De Research Master kon mede daardoor ingesteld worden. Hij kon het onderwijs in de Pedagogiek en Onderwijskunde met een gerust hart achterlaten, UvA-man in hart en nieren met een uitzonderlijk talent om het zakelijke met het aangename te verenigen. Wat dat laatste betreft: het zijn de plezierigste jaren geweest in mijn jaren als leidinggevende: zware taken licht maken, daar was hij een meester in.
De sociale bewogenheid van zijn jeugd heeft hem, hoewel steeds meer gepokt en gemazeld in het universitaire circuit van leidinggevenden, nooit verlaten. Toen hij, een paar jaar na zijn pensionering, in 2017 directeur werd van het Theo Thijssenmuseum citeerde Trouw hem: “Kees de jongen, kwam uit de Jordaan, ik uit een andere Amsterdamse volksbuurt, De Pijp. Mijn vader was CPN'er. Ik ook, toen ik studeerde. (...) Het was de tijd van de revolutie en een betere wereld, van solidair zijn met arbeiders van de Hoogovens, en van veel wetenschappelijk werk publiceren als marxist, al was ik vermomd als keurig econoom. (...) Dat ideaal is gebleven, het is raar dat het nooit gelukt is om een socialistische maatschappij in te richten. Mijn eigen ideaal verschoof, al leun ik nog altijd naar links. Via de SP kwam ik bij de Partij voor de Dieren terecht. Marx' ideale dagindeling die past bij mij als pensionado - 's morgens jagen, 's middags vissen en dan 's avonds aan de filosofie - vraagt dus wel wat aanpassing.” Die sociale betrokkenheid toonde hij ook door als vrijwilliger-kok te gaan werken bij een hospice, dat hij typeerde als: “een bittere wereld met ideale mensen”. Betrokken, kundig, warm, geestig, Rob was zeker zo’n ideaal mens.
Aryan van der Leij
Afdelingsvoorzitter POW 2001-2010
Met dank aan Mirjam de Klerk, Klaas Visser, Gijsbert de Reuver en Karel van Dam