7 november 2022
ASE-hoogleraren Maarten Pieter Schinkel en Jan Tuinstra publiceerden vorige week samen met hun promovendus Simon van Tartwijk en 2 andere mededingingsdeskundigen een eerste analyse van enkele effecten van het prijsplafondbeleid op de marktconcurrentie en energieprijzen. Een aantal van hun suggesties om het beleid te verbeteren zijn in het debat betrokken.
Hun voorspelling is dat als gevolg van de Nederlandse aanpak om de lage plafondprijzen voor iedereen toe te passen op hele hoge consumptievolumes, de marktprijzen verder zullen stijgen. Hierdoor kunnen ook de kosten van het Nederlandse overheidsbeleid stijgen. In een artikel in het tijdschrift Economisch-Statistische Berichten (ESB) waarschuwden de auteurs voor het compenseren van de energiebedrijven op basis van marktprijzen, wat minister Jetten van plan lijkt te zijn en waar de energieleveranciers op inzetten. Het artikel biedt een aantal eenvoudig te implementeren aanbevelingen om deze prijsopdrijvende effecten te voorkomen. Toch houdt het beleid onnodige concurrentiebeperkende effecten.
Schinkel (hoogleraar Mededingingseconomie en Regulering) licht toe waarom het artikel versneld in ESB is gepubliceerd: ‘Onze aanbevelingen waren bedoeld als waarschuwing om mee te nemen bij het vormgeven van het beleid dat nog in de maak was. Met name denken we dat het beter is om energiebedrijven te compenseren voor de meerkosten die zij maken boven de vastgestelde prijsplafonds, en niet voor hun verlies in omzet. Dat laatste leek het plan te zijn uit een brief van minister Jetten aan de Tweede Kamer en enkele interviews die hij gaf. Daarmee wordt tenminste de prikkel voor de energieleveranciers om hun energieprijzen verder te verhogen weggenomen. We zijn blij dat de Nederlandse overheid, in opdracht van de Tweede Kamer, nu onderhandelt om een op kosten gebaseerde vergoeding te geven. Maar het blijft ongewis hoe de energieleveranciers zullen worden gecompenseerd. Daar kan zomaar toch nog de prijsopdrijvende wijze uitrollen.’
Een andere aanbeveling is om de volumes aan energieverbruik waarop de plafondprijzen van toepassing zijn te verlagen – en tegelijkertijd de plafondprijzen te verlagen, naar niveaus waarmee huishoudens de facto eenzelfde ondersteuning in de energiekosten ontvangen. ‘Je kunt er zelfs voor kiezen om een bepaalde hoeveelheid gas en elektriciteit gratis te leveren. Door de plafondvolumes te verlagen, wordt de concurrentie veel beter in stand gehouden. Het impliceert namelijk dat veel meer - of zelfs alle - huishoudens dan in de markt zullen blijven voor hun consumptie daar boven. Hierdoor blijven de energiebedrijven concurreren om alle huishoudens. Op deze manier stijgen de marktprijzen en subsidiekosten niet nog verder dan ze al doen vanwege de leveringsproblemen. Met deze aanpak helpt de overheid huishoudens nog steeds met hun hoge energierekeningen – waarom dit beleid begonnen was', zegt Schinkel. De Nederlandse overheid lijkt echter vast te willen houden aan de eerder aangekondigde hoge prijsplafonds.
Samen met coauteurs professor Marco Haan (Rijksuniversiteit Groningen) en dr. Bert Tieben (SEO), werken de UvA EB-economen verder aan internationale vergelijking en theoretische modellering van wat zij het 'experimentele' Nederlandse prijsplafondbeleid noemen. ‘Dit type marktinterventie roept veel nieuwe vragen op. Verder fundamenteel onderzoek is daarom nodig’, zegt Schinkel.
De volledige tekst van de analyse van het energieprijsplafond en de aanbevelingen van de auteurs vind je terug op de ESB-website. Een flankerend opiniestuk is gepubliceerd in Het Financieel Dagblad.
In het programma Nieuwsuur van 4 november (v.a. 4.40) legt Schinkel uit waarom het verkeerd zou zijn om een compensatiesysteem voor energieleveranciers te accepteren dat is gebaseerd op marktprijzen en omzetverlies.