Veel van de grootste wereldwijde uitdagingen zijn op zijn minst gedeeltelijk het gevolg van onethisch gedrag en wangedrag in organisaties. Denk aan de verkoop van subprime-leningen door banken die de financiële crisis van 2008 veroorzaakte, de seksuele intimidatie zoals gedocumenteerd in de #MeToo-schandalen, en de voortdurende industriële vervuiling die de volksgezondheid bedreigt en bijdraagt aan klimaatverandering. Na dergelijke incidenten is de overkoepelende conclusie vaak dezelfde: de organisatie (of afdeling) had een negatieve omgeving ontwikkeld waarin de wandaden van individuen, ongemerkt of ongestraft, konden plaatsvinden. Helaas hebben we nog geen toereikend wetenschappelijk inzicht in hoe organisaties dergelijke negatieve omgevingen en eigenschappen ontwikkelen, en hoe dit kan worden voorkomen. Als zodanig streeft Organizational Ethics ernaar om systematisch te begrijpen welke organisatorische kenmerken een rol spelen in gevallen waarin organisaties zich structureel schuldig maken aan schadelijk wangedrag, en daarnaast hoe deze kenmerken zich ontwikkelen en vormgeven aan structureel schadelijk wangedrag in verschillende organisatorische settings en op verschillende momenten in de tijd.