Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Waarom weten sommige dieren zich schijnbaar moeiteloos aan te passen aan de mens en komen andere dieren juist in de knel te zitten als mensen hun leefgebied binnendringen? Judy Shamoun-Baranes is mateloos gefascineerd door vogels en hun gedrag, en vooral de vogeltrek en de patronen daarin. ‘We kunnen veel leren van de overlevingsstrategieën van vogels in onze snel veranderende wereld’, aldus Shamoun-Baranes. Ze werd onlangs benoemd hoogleraar Animal Movement Ecology aan de UvA.
Judy Shamoun-Baranes
Judy Shamoun-Baranes (foto's: Dirk Gillissen)

Het gedrag van (trek)vogels, in het bijzonder hun vlieggedrag, vormt de rode draad in het wetenschappelijke werk van Shamoun-Baranes. De afgelopen jaren heeft zij zich onder meer gericht op meeuwen. ‘Veel mensen vragen zich – klagend over lawaai en aangevreten vuilnis – af wat al die meeuwen tegenwoordig in de stad doen, en waarom het er steeds meer lijken te worden. Je hoort eigenlijk nooit de vraag waarom de meeuwen niet of minder op zee zijn. Wat gebeurt er op zee en hoe verhoudt zich dat tot de stad? Dit is een vraag die we ons vooral ook moeten stellen’, vertelt Shamoun-Baranes.

Voordeel, of juist niet?

Er zijn veel dieren die het moeilijk hebben door de impact van menselijk handelen. Dat dit voor sommige soorten niet lijkt te gelden, zien we bij verschillende meeuwensoorten. ‘Meeuwen blijken zich uitstekend aan de mens te kunnen aanpassen’, licht Shamoun-Baranes toe. ‘Ze doen dat al decennialang op zee door te foerageren bij de sleepnetvisserij en zich daar te goed te doen aan de bijvangsten die de vissers overboord zetten. Hierdoor zijn veel soorten gaan floreren. Hoe goed meeuwen in staat zijn om hun gedrag aan te passen, is de afgelopen jaren nog duidelijker geworden door hun toenemende aanwezigheid in onze steden. Ze broeden op platte daken in de stad en voeden zich met afval op straat. Zelfs meeuwen van kolonies buiten de stad trekken naar de stad toe om voedsel te vinden.’ Maar onderzoek laat zien dat individuen zich heel verschillend kunnen gedragen: de ene vogel gaat wel naar de stad - zelfs als dat tachtig kilometer weg is van de broedkolonie - en de ander helemaal niet. Shamoun-Baranes wil te weten komen wat die verschillende gedragingen veroorzaakt en wat de gevolgen ervan zijn.

Meeuwen hebben veel voordeel van de mens, zo lijkt het althans. Want het leven in de stad brengt ook risico’s met zich mee: afval eten is niet bepaald gezond – en afval zit vaak vol plastics – en het drukke verkeer in de stad is gevaarlijk. Shamoun-Baranes: ‘Of meeuwen er op de lange termijn goed aan doen om de stad te verkiezen boven de zee en de duinen, valt dus nog te bezien. Een systematisch beeld ontbreekt. Dat is een van de dingen waarmee ik me bezig ga houden. Ook ecotoxicologisch onderzoek is daarbij nodig, om te kunnen ontdekken wat vogels onderweg aan chemische en giftige stoffen in zich verzamelen.’

Meeuw (foto: Flickr-CC-2420397903-Marcel030nl)

Anticiperen op vogeltrek

Een groot deel van Shamoun-Baranes’ onderzoek is gericht op de migratie van verschillende vogelsoorten en de patronen daarin. Shamoun-Baranes: ‘Het natuurfenomeen van de vogeltrek intrigeert me enorm. Soms zien we grote aantallen op een dag en dan weer dagenlange stilte. Soms trekken vogels meer naar boven land, soms meer boven zee. We weten dat patronen in het vlieggedrag van vogels nauw samenhangen met het weer, en hun vlieghoogte is vaak afhankelijk van de wind. De vraag is of lange-termijnveranderingen in weerpatronen ook een rol spelen in die verschillen.’

Door groepsgedrag te koppelen aan individueel gedrag ontstaat inzicht in wat er gebeurt met een soort of in een bepaalde omgeving. Groepsgedrag wordt gemeten met behulp van radar; individueel gedrag met GPS. Shamoun-Baranes: ‘Met radar kunnen we kijken naar aantallen vogels op specifieke plekken en naar de weersomstandigheden op dat moment, maar we weten dan nog niets over het individu. Met kleine GPS-zenders, die we bevestigen op de rug van individuele vogels, kunnen we hun energieverbruik en gedrag bestuderen om te begrijpen waarom een vogel bepaald gedrag vertoont. Door alle data vervolgens te koppelen, krijgen we een completer beeld in ruimte en tijd. Dit is zeer relevant als het gaat om bijvoorbeeld de luchtvaart en windparken. Als we beter kunnen anticiperen op de vogeltrek en routes beter kunnen voorspellen, kunnen we voorspellingen gaan doen voor het aan- en uitzetten van windturbines en zo bijdragen aan de bescherming van vogels. Daar zijn we nu in een project mee bezig.’

Shamoun-Baranes en haar collega’s werken nauw met verschillende partners buiten de wetenschappelijke wereld. ‘Dat doen we wat betreft de veiligheid van de luchtvaart al jarenlang succesvol met Defensie. Tegenwoordig zitten we ook voor windenergie op zee en op land met een uitgebreide groep stakeholders rond de tafel – met naast Defensie onder andere ook Rijkswaterstaat, de windenergiesector en de vogelbescherming. Gezamenlijk zoeken we een balans en daarin voeren we een heel open discussie met elkaar. Dat werkt in Nederland ontzettend goed.’ Ook over de samenwerking binnen de wetenschappelijke wereld is Shamoun-Baranes erg enthousiast. ‘Vanuit het IBED, het UvA-onderzoeksinstituut waaraan ik verbonden ben, sta ik voor mijn onderzoek naar vogelmigratie in nauw contact met collega’s van over de hele wereld. En binnen Nederland hebben we in het onderzoek naar meeuwen een intensieve en vruchtbare samenwerking met het NIOZ.

Aanpassen aan veranderingen

Tot dusver is uit GPS-onderzoek bekend dat individuele vogels sterk van elkaar kunnen verschillen in hun foerageer- en trekgedrag, zelfs binnen een populatie. Shamoun-Baranes wil achterhalen wat de voor- en nadelen van die verschillende strategieën zijn en tot op welke hoogte individuen zich kunnen aanpassen aan veranderingen? Het gedrag van sommige soorten trekvogels lijkt ook op populatieniveau te veranderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om trekroutes of algemene timing van migratie. Komt dit doordat volwassen vogels hun strategie aanpassen of zijn het juist de jonge vogels, die voor het eerst migreren, die veranderingen op grotere schaal en langere termijn teweegbrengen? Om een antwoord op deze vraag te vinden is Shamoun-Baranes het afgelopen jaar gestart met nieuw onderzoek, waarin ze specifiek het trek- en foerageergedrag van jonge vogels bestudeert en kijkt naar de lange-termijnpatronen van volwassen vogels om te begrijpen hoe flexibel ze zijn over de tijd heen.

We kunnen nog veel leren over het vermogen van dieren om zich aan te passen aan veranderingen in hun omgeving en er zijn veel manieren waarop we die kennis kunnen gebruiken om de uitdagingen om ons heen aan te pakken’, vertelt Shamoun-Baranes tot besluit. ‘Ik kijk ernaar om hier met mijn onderzoek een bijdrage aan te leveren.’