Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Aan de technologieën die we dagelijks gebruiken, liggen allerlei onzichtbare standaarden ten grondslag. Hoe kunnen we die verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van privacy? En hoe gebruiken burgers data en technologie om een bijdrage te leveren aan de maatschappij? Stefania Milan doet onderzoek hiernaar.
Stefania Milan
© Bob Bronshoff

‘De relatie tussen mens en technologie heeft me altijd gefascineerd. Hoe kunnen burgers bijvoorbeeld technologie inzetten om overheden te controleren? Jaren geleden, toen ik in Tilburg lesgaf op het gebied van datajournalistiek, merkte ik dat burgers steeds meer gebruik maken van data om een bijdrage te leveren aan de maatschappij. In het onderzoeksproject dat ik aan het afronden ben, DATACTIVE, heb ik me verder hierin verdiept. Verspreid over de wereld zijn er allerlei lokale initiatieven waarbij burgers zelf data verzamelen. Bijvoorbeeld in het Amazonegebied, waar inwoners hun eigen drones gebruiken om illegale activiteiten te monitoren. Of in Italië, waar burgers zelf meetinstrumenten hebben gebouwd om luchtvervuiling te meten. Er bleken grote verschillen te zijn met de officiële data over luchtvervuiling die de overheid verstrekt.

Meestal gaat het om gewone burgers, geen experts of computerprogrammeurs. Ze beseffen dat data voor hen een kans is om een verschil te maken in de maatschappij. Data helpt ze overheden en andere burgers ervan te overtuigen dat er iets moet veranderen. Maar behalve ongekende mogelijkheden kleven er ook gevaren aan data, vooral op het gebied van privacy. ‘Data is de nieuwe olie’, hoor je vaak, maar dat geldt vooral voor bedrijven en overheden. Voor burgers is het steeds belangrijker dat ze hun eigen privacy kunnen beschermen.’

Kritische blik van geesteswetenschappers

‘Ik ben afgestudeerd als socioloog, maar ik werk het liefst op het snijvlak van verschillende vakgebieden. Ik heb namelijk gemerkt dat ik het meeste leer van mensen die andere specialismen hebben dan ik, zoals filosofen, datawetenschappers, juristen en gedragswetenschappers.. Ik heb er altijd van gedroomd om bij Mediastudies aan de UvA te werken, dus toen ik de kans kreeg, was de keuze snel gemaakt. De kritische blik van geesteswetenschappers komt in mijn onderzoek goed van pas.

In mijn nieuwe project, dat later dit jaar van start gaat, zoek ik het nog een stapje verder van huis en ga ik samenwerken met computerwetenschappers en juristen. We gaan onderzoeken hoe we digitale standaarden beter en socialer kunnen maken.’

Het probleem is dat technologie wordt gemaakt door ontwikkelaars, die zich over het algemeen niet zo bezighouden met mensenrechten.

Standaarden met oog voor mensenrechten

‘Digitale standaarden zijn voor de meeste mensen onzichtbaar, maar ze staan aan de basis van allerlei software en systemen. Dat klinkt nogal abstract, maar eigenlijk zijn standaarden gewoon regels voor hoe software in elkaar zit. Je kunt het vergelijken met de standaarden voor hoe een masterscriptie eruit moet zien: de scriptie moet bijvoorbeeld 30.000 woorden hebben, een inleiding, een conclusie, literatuur. De universiteit bepaalt wat die standaarden zijn.

Stefania Milan
© Bob Bronshoff

Als burgers zijn we voor een groot deel afhankelijk van technologie, en hebben we dus ook te maken met de onderliggende standaarden. Neem bijvoorbeeld DigiD: als Nederlandse burger moet je dat wel bijna gebruiken. De Nederlandse overheid heeft er de standaarden voor ontwikkeld, bijvoorbeeld over hoe het proces van inloggen werkt en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Het probleem is dat dit soort technologie wordt gemaakt door ontwikkelaars, die zich over het algemeen niet zo bezighouden met mensenrechten, zoals privacy. Wat je vooral wilt van technologie is dat het werkt, niet kapotgaat en zo goedkoop mogelijk is. Dat is waar softwareontwikkelaars zich op richten en waar ze goed in zijn. Maar wij geesteswetenschappers willen graag weten wat dit alles betekent voor de mensenrechten. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat allerlei belangrijke waarden verwerkt worden in technologie?'

Pratende koelkasten

'In het nieuwe onderzoeksproject willen we zelf dit soort standaarden gaan bouwen, om te kijken hoe dat beter en socialer kan. We gaan ons richten op drie typen technologie waarmee burgers veel te maken hebben. De eerste is digitale identiteit, zoals DigiD. We willen kijken of we daar systemen voor kunnen ontwikkelen die beter en veiliger zijn op het gebied van privacy. Wie slaat de data op en wie heeft er toegang toe?

Wat als je koelkast gevoelige informatie doorspeelt aan je zorgverzekeraar?

Daarnaast gaan we kijken naar het Internet of Things: het netwerk van ‘slimme’ apparaten. Denk bijvoorbeeld aan een koelkast die zelf de voorraad bijhoudt en je vertelt dat de melk bijna op is. Handig misschien, maar wat als die koelkast te veel over je weet en gevoelige informatie doorspeelt aan je zorgverzekeraar? Wij gaan onderzoeken hoe de veiligheidsstandaarden voor het Internet of Things beter kunnen, zodat apparaten bijvoorbeeld niet gehackt kunnen worden.

De derde technologie die we gaan onderzoeken is de nieuwe telecommunicatienorm 5G. Het 5G-netwerk is een stuk sneller dan 4G, maar heeft heel andere standaarden voor veiligheid en privacy. Daar is op dit moment veel kritiek op; wij gaan onderzoeken hoe dit beter kan. In het onderzoek werken we samen met NEN – het Nederlandse instituut dat standaarden verzamelt en goedkeurt – en met beleidsmakers van gemeenten en ministeries. Als onderdeel van het project willen we ook een enquête houden onder Nederlandse burgers, om te weten te komen wat zij zelf belangrijk vinden op het gebied van waarden en technologie.’

Een inclusieve onderzoeksgroep

‘In mijn onderzoeksgroep gebruiken we onze eigen digitale infrastructuur, op basis van open source software. Dat past beter bij de waarden van ons onderzoek. Bovendien zijn we met die infrastructuur helemaal ingericht op werken op afstand, waardoor onze medewerkers ook vanuit huis of vanuit het buitenland kunnen werken. Onze workflow is daardoor ook toegankelijk voor mensen die niet in Nederland wonen, of voor ouders met kleine kinderen die veel thuiswerken. Dat maakt ons lab toegankelijk en inclusief. Het leverde ons zelfs een plekje op in een artikel over inclusieve onderzoeksgroepen van tijdschrift Nature, waar we natuurlijk heel trots op zijn.’

Stefania Milan is universitair hoofddocent New Media and Digital Culture en is verbonden aan de Amsterdam School for Cultural Analysis. Eind 2019 werd bekendgemaakt dat ze voor haar onderzoeksproject ‘Making the hidden visible: Co-designing for public values in standards-making and governance’ een NWO-beurs ontvangt binnen het programma 'Verantwoord innoveren, Ontwerpen voor publieke waarden in een digitale wereld'.

Prof. dr. S. (Stefania) Milan

Faculteit der Geesteswetenschappen

Dep. Mediastudies