Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Hoe gebruiken meertalige kinderen lichaamstaal tijdens gesprekken? En verschilt dat van hoe eentalige kinderen dit doen? Het onderzoeksproject MultiCUE, geleid door Josje Verhagen, probeert daar antwoord op te vinden.

‘Uit eerdere onderzoeksliteratuur kwam naar voren dat meertalige kinderen op een andere manier gebruik maken van non-verbale signalen tijdens gesprekken’, vertelt Verhagen. ‘Denk dan aan zaken als handgebaren of mimiek. Wat we nog niet goed begrijpen, is waarom die verschillen bestaan en in welke situaties ze optreden. Het is een relatief nieuw onderzoeksgebied, en met MultiCUE willen we onder andere achterhalen waarom meertalige kinderen lichaamstaal anders inzetten dan eentalige kinderen.’

Experimenten

Om dit te onderzoeken voert Verhagen met haar team verschillende experimenten uit met kinderen. Zo wordt er gemeten waar kinderen naar kijken tijdens een gesprek en hoe ze reageren op non-verbale signalen, zoals handgebaren. Als voorbeeld noemt Verhagen een experiment waarbij kinderen video’s zien van iemand die in een zin het woord ‘huis’ noemt, en hierbij een handgebaar maakt. Het gebaar is nodig om te bepalen over welk soort huis die persoon het heeft; heeft het een plat dak of een puntig dak? ‘Door de oogbewegingen van kinderen te meten terwijl ze naar de video’s kijken, onderzoeken we of meertalige kinderen vaker naar het gebaar kijken dan eentaligen, en vaker achterhalen om welk soort huis het gaat dan eentalige kinderen. We onderzoeken dus of kinderen meer informatie halen uit een gebaar om een woordbetekenis te achterhalen dan eentalige kinderen.’

In een ander experiment werd onderzocht of meertalige kinderen beter in staat zijn om ironie te herkennen dan eentalige leeftijdsgenoten. ‘Voor kinderen is ironie doorgaans moeilijk te herkennen’, zegt Verhagen. ‘De verbale informatie is namelijk in conflict met de non-verbale informatie – zoals je intonatie, lichaamshouding en mimiek.’

In het onderzoek zagen kinderen video’s van verschillende sprekers die zinnetjes zeiden als “Wat een mooie auto”. Ze deden dit op ofwel een ironische manier of een niet-ironische manier. De kinderen moesten vervolgens aangeven of ze dachten dat de spreker het echt meende of niet. De resultaten laten zien dat meertalige kinderen juist meer moeite hadden de ironische zinnen te herkennen dan eentalige kinderen. Verder bleken de meertalige kinderen die goed waren in het het aflezen van emoties op iemands gezicht wat beter in het herkennen van ironische zinnen, terwijl dit bij de eentalige kinderen niet uitmaakte en het juist de kinderen waren met een grotere woordenschat die ironie het gemakkelijkst herkenden.

Deelnemers

Om tot betrouwbare conclusies te komen zijn er voor het onderzoek veel deelnemers nodig. Volgens Verhagen blijft het vinden van deelnemers een grote uitdaging. ‘Het vinden van voldoende kinderen voor een experiment blijft een intensief en soms ook frustrerend proces’, vertelt Verhagen. ‘Er bestaat geen centrale database waaruit we kunnen putten, dus we moeten zelf actief op zoek. Daarvoor benaderen we scholen met de vraag of zij willen meewerken of werven we via-via of via online groepen. Gelukkig zijn ouders van meertalige kinderen vaak wel geïnteresseerd in meertaligheid en onderzoek daarnaar. Een aantal van hen is zelfs bereid meer dan eens mee te doen aan ons onderzoek.'