meLê: ‘Geluid is een belangrijke dekolonisatie-methode, want het biedt een ander perspectief op de geschiedenis. Historisch onderzoek wordt vaak gebaseerd op geschreven bronnen, maar mensen die niet kunnen lezen en schrijven zijn daarin zwaar ondervertegenwoordigd. Via geluid worden ook hun stemmen gehoord. Denk daarbij niet alleen aan muziek, maar ook bijvoorbeeld aan radio-opnames en soundscapes. Hoe klonk bijvoorbeeld de aanleg van de Birma-spoorlijn?’
Barbara: ‘Veel unieke geluidsopnames uit Zuidoost-Azië liggen nu nog opgeslagen in Europa en zijn niet toegankelijk voor de gemeenschappen waar het materiaal vandaan komt. Daar willen we met ons project DeCoSEAS (Decolonizing Southeast Asian Sound Archives) verandering in brengen. Als onderdeel van het project gaan we de Jaap Kunst Geluidscollectie online beschikbaar maken, die muziekopnames bevat die in de jaren 1919-1934 zijn vastgelegd in het toenmalige Nederlands-Indië.’
B: ‘Veel concepten in de wetenschap zijn eurocentrisch. We komen er bijvoorbeeld steeds meer achter dat muziek een westerse constructie is. Overal ter wereld wordt muziek gemaakt, maar het concept ‘muziek’ bestaat niet in alle culturen. Denk bijvoorbeeld aan de roep van een moskee: voor mij klinkt dat als muziek, maar voor een moslim is het een gebed, geen muziek.’
M: ‘Ooit bezocht een van mijn musicologiedocenten op de Filipijnen haar geboorteplaats en vroeg haar ooms en tantes of er ook traditionele muziek in het dorp was. Het antwoord was nee. Later die dag hoorde ze haar tante zingen; mijn docente gaf aan dat dit precies de muziek was die ze wilde bestuderen. ‘Maar dit is helemaal geen muziek’, zei de tante. Dit soort misverstanden komt veel voor, en wordt veroorzaakt doordat we er altijd maar van uitgaan dat er een universeel begrip van muziek is. Dat moeten we vermijden en stoppen westerse concepten op te leggen. Zelf heb ik hier veel voorbeelden van gezien, als wetenschapper die vanuit Zuidoost-Azië naar Europa is verhuisd.’
B: ‘In ons project proberen we juist niet eurocentrisch of imperialistisch te werk te gaan. We werken samen met Franse en Britse onderzoekers, maar de belangrijkste partijen in het project zijn onze partners in Zuidoost-Azië: musea, archieven, wetenschappelijke instellingen en ngo’s die zich bezighouden met archivering en muziekwetenschap. Met hen gaan we intensief samenwerken om te kijken hoe we de geluiden die nu in Europa achter gesloten deuren liggen, toegankelijk kunnen maken voor de belanghebbenden daar.’
We komen er steeds meer achter dat muziek een westerse constructie is.Barbara Titus
M: ‘Het doel is om op een andere manier over koloniale collecties te gaan nadenken en daar meer mensen bij te betrekken. Wij spelen daarin een faciliterende rol: we zetten een infrastructuur op en brengen mensen met elkaar in contact. Er lopen in Zuidoost-Azië al allerlei projecten op dit gebied; wij willen ons vooral inzetten om die te ondersteunen.’
B: ‘We gaan bijvoorbeeld samenwerken met radiostations om lokale gemeenschappen te bereiken. Ook zijn onze partners van plan het archiefmateriaal te gebruiken voor educatie op scholen. Veel jongeren hebben interesse in de muziek die hun grootouders en overgrootouders maakten. Om hen nog meer te betrekken, gaan we ook kijken of we song contests kunnen organiseren waarbij artiesten oude muziek uit het archief ten gehore brengen.
Daarbij bestaat natuurlijk wel het gevaar dat mensen met het erfgoed aan de haal gaan, zonder de oorspronkelijke makers credits te geven. Dat iemand zegt: hé, ik hoor hier een leuk geluidje in een etnografische opname, dat ga ik gebruiken in mijn nummer. Denk bijvoorbeeld aan het nummer Watermelon Man van Herbie Hancock: dat is grotendeels gebaseerd op het hindewhu, een blaas- en zangtechniek van de BaBenzélé-pygmeeën uit de Centraal-Afrikaanse Republiek. Het is een prachtig nummer, maar die gemeenschap heeft er geen credits voor gekregen. Om dat soort dingen te voorkomen, moeten we goed nadenken over hoe we een infrastructuur kunnen maken die dit kan reguleren.’
M: ‘Eén van de redenen waarom een deel van het discours over de geschiedenis van Zuidoost-Azië nog altijd koloniaal is, is dat veel materiaal in Europese archieven ligt en voornamelijk toegankelijk is voor Europeanen. Ik heb daar zelf ook ervaring mee: het kostte me jaren om toegang te krijgen tot een archief in Berlijn waar erfgoed ligt opgeslagen uit mijn eigen cultuur. Ik heb hier als theatermaker ook een stuk over gemaakt, Echoing Europe, waarin ik dit ter discussie stel.
Wie heeft de macht om over de toegang tot archieven te beslissen? Daar moet het ook over gaan.meLê yamomo
We moeten dus nadenken over hoe we erfgoed toegankelijk kunnen maken, maar dat is pas de eerste stap. Want alleen de toegang regelen, is oppervlakkige dekolonisatie. Wie heeft de macht om over die toegang te beslissen? Daar moet het ook over gaan. In ons project willen we daar samen met onze partners over nadenken. Het gaat over hun erfgoed, dus wij willen graag van hen weten hoe zij willen dat het gecureerd wordt, in plaats van dat wij in Europa dat bepalen. Ook gaan we wetenschappers, kunstenaars en andere belanghebbenden uit Zuidoost-Azië uitnodigen om hier in Europa archieven te bezoeken en rapporten te schrijven over welke obstakels ze tegenkomen.’
B: ‘meLê en ik hebben verschillende achtergronden: hij is in Azië geboren en woont nu in Europa, ik ben in Europa geboren en heb grote delen van mijn jeugd in Indonesië doorgebracht. Deze en andere verschillen maken de samenwerking tussen ons heel waardevol, omdat je je alleen goed bewust kunt worden van je eigen positie – in de maatschappij of binnen de universiteit – als je daar samen met iemand anders steeds mee bezig bent.
Omdat we met dit project zo'n uitgesproken dekolonisatie-agenda hebben, vinden we het heel belangrijk te erkennen dat onderzoek teamwerk is. Ideeën ontstaan in gezamenlijkheid, met sparren en bijstellen, aanmoedigen en bekritiseren. De zorg dat iemand anders de eer opstrijkt met “jouw” idee is er altijd, en daar worden we als wetenschappers eigenlijk ook in getraind: het eigenaarschap claimen over een idee. Dat systeem van het individualiseren van verworvenheden, dat gebaseerd is op negentiende-eeuwse Europese denkbeelden, willen we ook ter discussie stellen. Het wordt tijd dat we gaan zeggen: wij hebben dit met z’n allen bedacht en geen van ons is een boegbeeld, want de ideeën zijn in interactie tussen ons ontstaan.’
Barbara Titus is universitair hoofddocent culturele muziekwetenschap en is curator van de Jaap Kunst Geluidscollectie aan de UvA. Binnenkort verschijnt haar boek ‘Hearing Maskanda: Musical Epistemologies in South Africa’. meLê yamomo is theatermaker en universitair docent theaterwetenschap en performance studies. Hij leidt het Veni-project Sonic Entanglements en ontving in 2020 een KNAW Early Career Award. Beide onderzoekers zijn verbonden aan de Amsterdam School for Cultural Analysis (ASCA). Begin 2021 kregen Titus en yamomo voor het project DeCoSEAS een subsidie toegekend vanuit het European Joint Programming Initiative Cultural Heritage (JPICH).