Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.

Van kinderopvang naar lesgeven 

Na mijn studie werd ik pedagogisch coach in de kinderopvang, waar ik al teamleider was. Omdat ik een bachelor vaktherapie heb, werkte ik daar tijdens mijn premaster en master al. In mijn rol als coach begeleidde ik medewerkers op pedagogische kwaliteit en was ik aandachtsfunctionaris kindermishandeling. 

Ik vond het geweldig om trainingen te geven en stagiaires te begeleiden en ben daarna les gaan geven op het mbo, aan pedagogisch professionals en onderwijsassistenten in opleiding. Ik gaf vakken als gesprekstechnieken, het keuzedeel preventieve jeugdhulp en opvoeding, VVE en drama.  

Dat vond ik onwijs leuk, maar door corona en het gelijktijdig implementeren van een nieuwe onderwijsvorm merkte ik dat mijn werkplezier afnam. 

Verkennen wat past 

Daarom ben ik via een detacheringsbureau gaan ontdekken wat mijn volgende stap kon zijn. Aan de ene kant werkte ik aan verschillende opdrachten, van gezinscoach tot kwaliteitstoetser bij een gemeente.  

Daar hield ik me bezig met thema’s als de verbinding tussen onderwijs en zorg, hoogbegaafdheidsonderwijs, preventie en vroegsignalering. Ook werkte ik samen met huisartsen en verkende ik hoe normaliseren en het voorveld van zorg versterkt kunnen worden. 

Aan de andere kant gaf ik trainingen op de interne academie van het detacheringsbureau, zoals regie voeren of omgaan met agressie en emotie. 

Tijdens die periode ontdekte ik dat ik goed ben in het verbinden van partijen, en in het vertalen van beleid naar praktisch werkbare instructies. Daarbij vind ik het belangrijk dat het wel doelmatig en binnen de kaders van de wet blijft. Die ontdekking bracht me bij mijn huidige baan. 

Werken als kwaliteitsadviseur 

Ik werk nu als kwaliteitsadviseur bij een gemeente. Daar ben ik met verschillende projecten bezig. Zo adviseer ik de gebiedsteams en vertaal ik wetgeving naar werkprocessen. Ook verzorg ik deskundigheidsbevordering binnen die teams. 

Daarnaast sla ik een brug tussen uitvoering en beleid. Ik stel me steeds de vraag: wat heeft de uitvoering nodig, waar is beleid mee bezig, en hoe sluiten die twee op elkaar aan? Dat gaat over allerlei thema’s binnen het jeugdbeleid, zoals onderwijs, kinderopvang en veiligheid. 

De master voelt als een ladekast vol kennis. Als ik iets nodig heb, trek ik het juiste laatje open.

Preventie staat steeds centraler 

Een belangrijk vraagstuk voor gemeenten is hoe we het aantal kinderen in de jeugdhulp kunnen verlagen. Dat is geen eenvoudige opgave. De focus verschuift van individuele therapie naar het kijken naar het hele systeem.  

Leefgebieden, nabijheid en het voorkomen van problemen staan steeds centraler. Interventies op groepsniveau en vroegtijdig signaleren, in plaats van pas ingrijpen als het al misgaat. Die beweging sluit goed aan bij de basis die deze master biedt. 

Een ladekast vol kennis 

De master voelt als een ladekast vol kennis. Als ik iets nodig heb, trek ik het juiste laatje open. Ik denk vaak terug aan artikelen die ik heb gelezen of aan theorieën die ik tijdens de opleiding heb geleerd. 

Zo zijn we in onze gemeente bijvoorbeeld bezig met BSO+ en inclusieve kinderopvang. Dan grijp ik terug naar de paper dat ik daarover schreef en de bronnen die ik toen gebruikte.  

Een ander voorbeeld is het onderzoek dat aantoont dat de kans van slagen van een behandeling voor 33% afhangt van de relatie met de therapeut. Dat gebruik ik nog altijd: ik investeer altijd eerst in menselijk contact.  

Ook als gezinscoach gebruikte ik die kennis. Denk aan Belsky, of andere modellen en inzichten die we tijdens de master behandelden.  

Mijn stageplek had ook veel invloed. Daar gaf ik de training PMK aan ouders, gericht op het verminderen van gedragsproblemen. Mijn grondhouding, waarin ik meerzijdig partijdig ben, is daar gevormd. Toen én nu vind ik het ontzettend belangrijk dat jongeren écht gehoord worden. 

Geen diagnostische aantekening 

Ik heb me overigens ook afgevraagd of ik de diagnostische aantekening wilde halen. Uiteindelijk heb ik daar bewust niet voor gekozen. Ik vind het belangrijker om te kijken wat een gezin, een kind of een school nodig heeft, en om daarbij aan te sluiten.

Het is van belang om het kind in zijn context te zien. Juist ook zonder label is het belangrijk om te kijken naar hoe er zo adequaat mogelijk aangesloten kan worden bij de ondersteuningsvraag van een kind.  

Ik snap de twijfels van mensen die wél die aantekening overwegen. In sommige functies, ook binnen het preventieve veld, wordt die nog steeds gevraagd. Toch sta ik achter mijn keuze en het perspectief dat ik daarin inneem. Er zijn genoeg rollen waarin dat goed past. 

Een stevige basis voor mijn werk 

In de master leer je gedegen basiskennis over jeugdhulp en interventies. Dat neem ik mee in mijn hele loopbaan. Niet zomaar iets doen, maar blijven doorvragen naar de vraag achter de vraag. Denken: baat het niet, schaadt het misschien wel. Kritisch blijven, academisch denken, en je keuzes onderbouwen met onderzoek. Dat is wat ik heb meegenomen en wat me iedere dag helpt in mijn werk.